2C April 4

English 2C
April fourth 2018


Please join the class circle

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

English 2C
April fourth 2018


Please join the class circle

Slide 1 - Tekstslide

Today's lesson:
- Meester Gijs video about the Past Simple (7 minutes)
- Mindmap about a past activity (5-10 minutes) 
- Working on exercises (30 minutes)
- Checking + Correcting (max. 15 minutes)
- End of the lesson (5 minutes)

Slide 2 - Tekstslide

Lesson goals
- Je kent een aantal regels van de Past Simple
- Je draagt actief bij aan de mindmap
- Je kan de Past Simple gebruiken om een kort verhaaltje te schrijven

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Mindmap Past Simple
The Past Simple is used when something has ended.

Think about something fun or exciting you did in the past (a big holiday, a fun thing with friends). Make sure it's appropriate!

When you're finished with your exercises,
write about 100-150 words about this.

Slide 5 - Tekstslide

Working on your own: 

1. Worksheet from yesterday - finish this first.

2. Check + Correct the worksheet.

3. Do the following exercises from your book:

THV: 25, 26, 27A, 27B on p. 71-73 AB
KGT: 28, 29, 30, 31 on p. 78-79 AB

First 15 minutes = silence
Last 10 minutes = help each other
timer
25:00
4. Write a story about something that happened in the past. Use the mindmap we made.
Think about something fun or exciting you did (a big holiday, a fun thing with friends). Make sure it's appropriate!


Use WH-Questions to help you!
Write about 100-150 words about this.

Slide 6 - Tekstslide

Lesson goals
 - Je kent een aantal regels van de Past Simple
- Je draagt actief bij aan de mindmap
- Je kan de Past Simple gebruiken om een kort verhaaltje te schrijvenorden)

Slide 7 - Tekstslide

Past Simple
= Verleden tijd! 

Je gebruikt het om aan te geven dat iets gebeurd is, en nu afgelopen is.

Voorbeeld belangrijke woorden: yesterday, last week, in 2004, etc (iets wat tijd aangeeft in het verleden dus)

Slide 8 - Tekstslide

Werkwoorden
De meeste werkwoorden kan je in de Past Simple zetten, door er +ed achter te zetten:
I play - I played
She walks - she walked 
You bike - you biked 

Slide 9 - Tekstslide

Vragen in de Past Simple
- Als er een vorm van to be in de zin staat, zet je was of were vooraan.
Verleden tijd van to be = was en were 
I was
You were
He/she/it were
They, we, you were

Voorbeeld:  He was the best singer. (gewone zin) 
Was he the best singer? (vraagzin)

Slide 10 - Tekstslide

Vragen in de Past Simple
Is er geen vorm van to be in de zin? 

Dan begin je de zin met did. Did is al verleden tijd, dus volgt het hele werkwoord (niet in de verleden tijd dus!)

Voorbeeld: She worked in the supermarket (gewone zin)
Did she work in the supermarket? (vraagzin)

Slide 11 - Tekstslide

Ontkenningen maken in de Past Simple
Om een ontkenning te maken wanneer er to be in een zin staat, gebruik je was not of were not (wasn't/weren't). Je mag beide vormen gebruiken (verkort of volledig).

I was doing groceries yesterday - I wasn't doing groceries yesterday.
You were at school last week - You weren't at school last week

Slide 12 - Tekstslide

Ontkenningen maken in de Past Simple
Geen vorm van to be? Dan gebruik je didn't/did not. Na didn't komt het hele werkwoord.

Voorbeeld:
I had a headache.  - I didn't have a headache.
You came to Spain in July - You didn't come to Spain in July.

Slide 13 - Tekstslide

Onregelmatige werkwoorden
Hebben een afwijkende spelling bij het vervoegen naar de Past Simple (dus niet +ed). De lijst staat achterin je boek. 

Slide 14 - Tekstslide