In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
10 minuten lezen
timer
10:00
Slide 1 - Tekstslide
Het volgende moet je kunnen/kennen voor de toets
Je moet het tekstdoel activeren (schrijver wilt dat je iets gaat doen) en informeren (schrijver wilt je informatie geven over een onderwerp) kunnen herkennen.
Je moet weten wat zoekend lezen is (je wilt dat graag snel antwoord vinden op je vraag).
Je moet de signaalwoorden (maar, daarentegen, echter, toch, integendeel) die horen bij een tegenstelling kunnen herkennen in een tekst.
Je moet weten hoe een schrijver een moeilijk woord in een tekst kan uitleggen: omschrijving of voorbeeld.
Je moet de volgende woordsoorten kennen: lidwoord, werkwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, voorzetsel en telwoord (hoofdtelwoord en rangtelwoord).
Je moet het voltooid deelwoord van een werkwoord kunnen schrijven.
Slide 2 - Tekstslide
Welk van onderstaande voorbeelden is een voorbeeld van het tekstdoel 'activeren'?
A
Nieuwsbericht
B
Schoolboektekst
C
Advertentie
D
Krantenartikel
Slide 3 - Quizvraag
Welk van onderstaande voorbeelden is een voorbeeld van het tekstdoel 'informeren'?
A
Nieuwsbericht
B
Mening van iemand
C
Advertentie
D
Strip
Slide 4 - Quizvraag
Welke manier van lezen gebruik je wanneer je in een recept kijkt of er peper en zout in moet.
A
Verkennend
B
Studerend
C
Zoekend
D
Intensief
Slide 5 - Quizvraag
Wat is het signaalwoord dat hoort bij een tegenstelling in de volgende zin: De weerman vertelde dat het vandaag slecht weer zou worden, maar de zon schijnt.
Slide 6 - Open vraag
Wat is het voorzetsel in de volgende zin:
Op het kruispunt is het altijd druk.
Slide 7 - Open vraag
Wat is het voorzetsel in de volgende zin:
Vanwege de vakantie zijn wij gesloten.
Slide 8 - Open vraag
Wat is het telwoord in de volgende zin:
Mijn moeder heeft gisteren drie taarten gebakken.
Slide 9 - Open vraag
Wat is het telwoord in de volgende zin:
Het was de eerste keer dat ze dit deed.
Slide 10 - Open vraag
Schrijf het voltooid deelwoord op van herinneren in de zin: Hij heeft het zich ....... (herinneren)
Slide 11 - Open vraag
Oefenen voor de toets
Je maakt een keuze tussen de test jezelfs van lezen, woorden, grammatica of spelling (hoofdstuk 5).
Kies het onderwerp waar je moeite mee hebt, zodat je in de les nog vragen kan stellen aan mij!