Dorpskrant les 7: beeldspraak deel 1


Nederlands - Periode 3

De Dorpskrant - Les 7
Creatief schrijven & Spelling

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 15 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les


Nederlands - Periode 3

De Dorpskrant - Les 7
Creatief schrijven & Spelling

Slide 1 - Tekstslide

Vorige lessen heb je geleerd ...
... hoe je verwijswoorden schrijft.
... hoe je samenstellingen schrijft.
... hoe je samentrekkingen schrijft.
... hoe je meervoudsvormen schrijft.

  • Waarom ook alweer? 
  • In de dorpskrant gebruik je 4 woorden van iedere vorm. 

Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van deze les ...
  • ... weet je wat beeldspraak is.
  • ... kun je 3 vormen van beeldspraak herkennen en benoemen:
  • vergelijking met als, vergelijking zonder als, metafoor

  • Waarom ook alweer? 
  • In iedere tekst in de Dorpskrant verwerk je 1 vorm van beeldspraak.

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg beeldspraak

Op de volgende slide wordt uitgelegd wat beeldspraak (in het algemeen) is en waarom je beeldspraak zou gebruiken.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is beeldspraak?
  • Beeldspraak is beeldend oftewel figuurlijk taalgebruik. Wat je met beeldspraak zegt bedoel je dus niet letterlijk
  • Je maakt een vergelijking. Beeldspraak heeft namelijk altijd met vergelijkingen te maken.
  • Mijn oma is zo trots als een pauw op mijn prestaties. 
  • Vergelijking:  Het trots zijn van de oma wordt vergeleken met een pauw (een trots dier).
  • Figuurlijk: Oma is niet letterlijk een trotse pauw. Ze is zo ontzettend trots dat ze met een pauw wordt vergeleken. 

Slide 5 - Tekstslide

Waarom beeldspraak?
  • Met beeldspraak kun je iets extra duidelijk maken, nadruk op iets leggen (extra sterk, krachtig uitdrukken).
  • Zo trek je de aandacht van je lezer en kun je hem verrassen of verbazen.
  • Het maakt je tekst een stuk interessanter, spannender en aantrekkelijker.
  • In het voorbeeld van de trotse oma, wordt extra sterk/krachtig uitgedrukt dat ze trots is. Door dit op deze manier te zeggen, wordt je taal een stuk aantrekkelijker. 

Slide 6 - Tekstslide

Beeldspraak: 3 elementen 
  • Bij een vergelijking kunnen 3 elementen aanwezig zijn: het object, het beeld en het verbindingswoord.
  • objecthetgene dat vergeleken wordt
  • beeldhetgene waarmee het object vergeleken wordt 
  • verbindingswoordwoord dat het object en het beeld met elkaar verbindt

  • Mijn broer is zo sterk als een leeuw.
  • object = mijn broer
  • beeld = een leeuw
  • verbindingswoord = als

Slide 7 - Tekstslide

Uitleg 3 vormen van beeldspraak

  • Op de volgende slides worden 3 vormen van beeldspraak uitgelegd.

Slide 8 - Tekstslide

Vergelijking met als
  • Bij de vergelijking met als zijn alle 3 de elementen aanwezig: object, beeld en verbindingswoord

  • Lachen als een boer met kiespijn.
  • object: lachen
  • beeld: een boer met kiespijn
  • verbindingswoord: als

  • Er zijn ook andere verbindingswoorden mogelijk: zoals, net als. alsof.
  • Hij doet alsof hij gek is. (object = hij, beeld = gek)
  • Mijn broertje gedraagt zich net als een baby. (object = mijn broertje, beeld = een baby)

Slide 9 - Tekstslide

Vergelijking zonder als
  • Bij de vergelijking zonder als zijn 2 elementen aanwezig: object en beeld. 
  • Het verbindingswoord wordt weggelaten.

  • Evan, een angstige wezel, zit bij Nederlands bij ons in de klas.
  • object: Evan
  • beeld: een angstige wezel

Slide 10 - Tekstslide

Metafoor
  • Bij een metafoor is maar 1 element aanwezig: het beeld. 
  • Object en verwijswoord worden weggelaten
  • MAAR... Je kunt wel zelf bedenken wat het weggelaten object is. 

  • De koning van de wildernis sloop dichterbij.
  • beeld de koning van de wildernis
  • (weggelaten object = de leeuw)

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Aan de slag!
  • Op de volgende slides volgt steeds een fragment uit een aflevering van Zondag met Lubach.

  • Probeer per fragment de beeldspraak te herkennen.
  • Je begint met een aantal meerkeuzevragen. Daarna volgen open vragen.
  • Gebruik de uitleg in deze les van LessonUp.


Slide 13 - Tekstslide

0

Slide 14 - Video

'Een broos groeiende economie is als een plantje.'

Dit is een ...
A
vergelijking met als
B
vergelijking zonder als
C
metafoor
D
metonymia

Slide 15 - Quizvraag

Toelichting
  • 'Een broos groeiende economie is als een plantje.'
  • Een broos groeiende economie wordt vergeleken met een plantje.

  • Het object = Een broos groeiende economie (hetgene dat vergeleken wordt)
  • Het beeld = Een plantje (hetgene waarmee het object wordt vergeleken)
  • Verbindingswoord = Als 
  • De vergelijking wordt dus gemaakt door een vergelijking met als.

Slide 16 - Tekstslide

'…maar de premier kwam met zo'n snoeischaar...'

Dit is een ...
A
vergelijking zonder als
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymia

Slide 17 - Quizvraag

Toelichting
  • '…maar de premier kwam met zo'n snoeischaar...'

  • Alleen het beeld (snoeischaar) wordt genoemd. 
  • Het object wordt weggelaten. 
  • Je kunt wel bedenken wat het weggelaten object zou moeten zijn. 

Slide 18 - Tekstslide

0

Slide 19 - Video

'Beeldspraak is het onverharde landweggetje richting gratis media-aandacht.'

Dit is een ...
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking zonder als
D
vergelijking met als

Slide 20 - Quizvraag

'Beeldspraak is het onverharde landweggetje richting gratis media-aandacht.'
Benoem het object en en het beeld.

Slide 21 - Open vraag

0

Slide 22 - Video

Arjen Lubach zegt: 'Roemer werd meteen teruggepakt met een metafoor ...'

Wat is hier de metafoor?

Slide 23 - Open vraag

0

Slide 24 - Video

Lubach zegt: 'Pechtold had er nog een (een metafoor) ...'

Welke metafoor wordt hier vervolgens genoemd?

Slide 25 - Open vraag

0

Slide 26 - Video

Welke metafoor wordt in dit fragment genoemd?

Slide 27 - Open vraag

0

Slide 28 - Video

Wat doet Geert Wilder met de grondwet?

Dit wordt verteld door middel van een metafoor. Welke metafoor is dit?

Slide 29 - Open vraag

0

Slide 30 - Video

Welke vorm van beeldspraak komt in dit fragment voor?

Benoem de vorm van de beeldspraak en alle elementen (object, beeld, verbindingswoord).

Slide 31 - Open vraag

0

Slide 32 - Video

Welke vorm van beeldspraak komt in dit fragment voor?

Benoem de vorm van de beeldspraak en alle elementen (object, beeld, verbindingswoord).

Slide 33 - Open vraag

0

Slide 34 - Video

'Mensen in de bijstand moeten door steeds hogere hoepels heen springen.'
Welke vorm van beeldspraak is dit? Benoem alle elementen

Slide 35 - Open vraag

0

Slide 36 - Video

Welke metafoor gebruikt Wilders in dit fragment?

Slide 37 - Open vraag

0

Slide 38 - Video

Welke vorm van beeldspraak komt in dit fragment voor?

Benoem de vorm van de beeldspraak en alle elementen (object, beeld, verbindingswoord).

Slide 39 - Open vraag

0

Slide 40 - Video

'Megafoons van het ongenoegen'
Dit is een ...
A
metafoor
B
vergelijking zonder als
C
vergelijking met als
D
personificatie

Slide 41 - Quizvraag

0

Slide 42 - Video

'Een wolk van pessimisme'

Dit is een ...
A
personificatie
B
vergelijking met als
C
metonymia
D
metafoor

Slide 43 - Quizvraag

0

Slide 44 - Video

'Kaboutertjes die dit gaan betalen'

Benoem de beeldspraak en de elementen.

Slide 45 - Open vraag

Einde van de les!
You did it!

Volgende les zullen we nog een keer stilstaan bij beeldspraak. 
Je leert dan nog 2 nieuwe vormen van beeldspraak kennen.

Slide 46 - Tekstslide