Rekenen 4.2 H10

1 / 14
volgende
Slide 1: Video
RekenenMiddelbare schoolBeroepsopleidingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Waar gaat H10 over?
  • Plattegronden 
  • Schaal en schaallijn
  • Aanzichten en doorsneden
  • Uitslagen 
  •  Bouwtekeningen 

Slide 2 - Tekstslide

10.1 Plattegronden
Op een plattegrond kan je afstanden meten en berekenen, maar bijvoorbeeld ook de weg wijzen. Vaak staat er daarom een kompasroos aangegeven welke aangeeft wat het Noorden is. 
Wanneer je bij een opdracht de route moet uitschrijven, moet je dus altijd aangeven in welke richting je in het begin moet uitlopen. 

Slide 3 - Tekstslide

10.1 Plattegronden
Bij plattegronden wordt ook vaker gebruik gemaakt van coördinaten. 

Slide 4 - Tekstslide

10.2 Schaal en schaallijn
Een tekening op schaal is een verkleinde weergave van de werkelijkheid. 
Bij 1:50 is alles in werkelijk eenmaal zo groot. 
1 cm op de tekening is dus 50 cm in werkelijkheid. 

Slide 5 - Tekstslide

De schaal is 1 : 200
Op de tekening is de afstand 25 cm. Hoeveel meter is het in werkelijkheid?
A
5000
B
500
C
50
D
5

Slide 6 - Quizvraag

Schaallijn
De schaal staat niet altijd standaard gegeven, soms staat er een schaallijn. In dat geval moet je zelf meten hoe lang de schaallijn is en welke werkelijke afstand erbij staat om de schaal te bepalen.

Slide 7 - Tekstslide


Slide 8 - Open vraag

Tekening
Werkelijkheid
Schaal
20 cm
300 cm
1:
3 cm
1,5 m
1:
35 cm
... km
1:20.000
...cm
150 cm
1:15
1,5 cm
37,5 cm
1:
10
15
25
50
7

Slide 9 - Sleepvraag

10.3 Aanzichten en doorsneden
Een voorwerp heeft verschillende aanzichten. Een vooraanzicht, een bovenaanzicht, een achteraanzicht, een rechterzijaanzicht, een linkerzijaanzicht en een onderaanzicht

Slide 10 - Tekstslide

Doorsnede
Een doorsnede is letterlijk een bepaald figuur doormidden gesneden. Door het doormidden snijden van een figuur, kan een figuur een andere vorm krijgen vanuit een bepaald aanzicht. Om te bepalen welke vorm, moet je de ruimtelijke en vlakke figuren kennen. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk
Maak de opdrachten van 10.1 (eventueel al doorwerken aan 10.2 en 10.3)

Slide 14 - Tekstslide