vakgerichte begeleiding NN H3 grammatica klas 2

Leerdoelen
Je kunt herkennen:

                                        - zelfstandige werkwoorden
                                        - koppelwerkwoorden
                                        - hulpwerkwoorden           
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
Je kunt herkennen:

                                        - zelfstandige werkwoorden
                                        - koppelwerkwoorden
                                        - hulpwerkwoorden           

Slide 1 - Tekstslide

Wat herhalen we vandaag?
  1. Wat de verschillende werkwoorden zijn:  hulpwerkwoord-zelfstandig werkwoord- koppelwerkwoord
  2. Wat de verschillen tussen de werkwoorden zijn
  3. Hoe je de verschillende werkwoorden kunt herkennen en benoemen 

Slide 2 - Tekstslide

Zelfstandig werkwoord
Een zelfstandig werkwoord => werkwoordelijk gezegde 
In de zin vindt een handeling plaats (er wordt iets gedaan!)

- er staat dus maar een zelfstandig werkwoord in een zin.
- alle andere werkwoorden zijn hulpwerkwoorden


Slide 3 - Tekstslide

Hulpwerkwoord
Een hulpwerkwoord => werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde 

- Als er meer werkwoorden in een zin staan, dan heb je ook hulpwerkwoorden. 
-Er kunnen meerdere hulpwerkwoorden in een zin staan.


Slide 4 - Tekstslide

Koppelwerkwoord
Een koppelwerkwoord => naamwoordelijk gezegde 
In een zin met een koppelwerkwoord wordt een toestand/eigenschap aangegeven ( Iemand "is" iets!)
- er staat dus maar één koppelwerkwoord in een zin.
- alle andere werkwoorden zijn hulpwerkwoorden

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Schrijf op (er komt zo per zin een vraag over)
  1. Mijn vader zwemt elke zondagochtend twintig banen in het zwembad. 
  2. Mijn vader kan heel goed zwemmen
  3. Mijn vader is een hele goede zwemmer.

Slide 7 - Tekstslide

Welk soort werkwoord? zin 1
(niet afkorten)

Slide 8 - Open vraag

Benoem de werkwoorden in zin 2
(niet afkorten)

Slide 9 - Open vraag

Benoem het werkwoord in zin 3
(niet afkorten)

Slide 10 - Open vraag

Bij een naamwoordelijk gezegde heb je koppelwerkwoorden.

Met welk ezelsbruggetje kun je de 6 kww's onthouden?

Slide 11 - Open vraag

Theorie
Onderscheid:  doen of zijn?

  • werkwoordelijk gezegde   --> iemand doet iets
          De verpleegkundige heeft vandaag op de IC gewerkt.
  • naamwoordelijk gezegde --> iemand is iets
         Zij is verpleegkundige op de IC.

Slide 12 - Tekstslide

Hij is een leerling van het Ichthus College in Kampen geweest.
A
NWG
B
WWG

Slide 13 - Quizvraag

Wij hebben afstandsonderwijs gevolgd in de afgelopen weken.
A
NWG
B
WWG

Slide 14 - Quizvraag

Theorie
1. Bepaal wat het belangrijkste werkwoord 
of hoofdwerkwoord in de zin is.

Het belangrijkste werkwoord is onmisbaar. 
Dit werkwoord bepaalt waar de zin over gaat.

2. Bepaal wat hulpwerkwoorden zijn.

Slide 15 - Tekstslide

Theorie

Hebben jullie al plannen gemaakt
                                                 voor de meivakantie?

Ik zou veel liever naar een warm land gaan.



Slide 16 - Tekstslide

Theorie
Tip: meestal staat hoofdwerkwoord achteraan 
         in een zin.

Let op: Elke zin heeft één hoofdwerkwoord,
               maar kan meerdere hulpwerkwoorden hebben!

Tip: Bij meerdere werkwoorden in een zin 
         is de pv altijd hulpwerkwoord.




Slide 17 - Tekstslide

Wat is het hoofdwerkwoord:
Zij zullen wel vakantieplannen hebben.
A
zullen
B
hebben

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het hoofdwerkwoord:
Vooral nu kan ik uitkijken naar een mooie vakantie.
A
kan
B
uitkijken

Slide 19 - Quizvraag

Theorie

Bepaal of het hoofdwerkwoord een
zelfstandig ww heeft of een koppelww.

Heeft de zin een wwg: zelfstandig ww  (doen)
Heeft de zin een nwg:  koppelww             (zijn)



Slide 20 - Tekstslide

voorbeeld


Ik ga graag naar school.
Ik wil graag naar school gaan.
Ik zou graag naar school willen gaan.





Slide 21 - Tekstslide

Theorie
 koppelwerkwoorden: ZWaBBeLS
                                               - zijn
                                               - worden
                                               - blijven
                                               - blijken
                                               - lijken
                                               - schijnen


Slide 22 - Tekstslide

Theorie
Bepaal of het hoofdwerkwoord een
zelfstandig ww heeft of een koppelww.

Gamen is [echt leuk]!
Gamen kan [echt leuk] zijn!
Gamen zou [echt leuk] kunnen zijn!


Slide 23 - Tekstslide

Voor geïnteresseerden zal er veel informatie te VINDEN zijn.
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 24 - Quizvraag

Het ontdekken van allerlei virussen kan erg interessant ZIJN.
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 25 - Quizvraag

Er MOET nog wel even op de definitieve uitslag gewacht worden.
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 26 - Quizvraag

Leerdoelen
Je kunt herkennen:

                                        - zelfstandige werkwoorden
                                        - koppelwerkwoorden
                                        - hulpwerkwoorden           

Slide 27 - Tekstslide

Bij meerdere werkwoorden in een zin, is de persoonsvorm altijd het zelfstandige werkwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Stappenplan bepalen werkwoordsoort
Stap 1: Doet iemand iets (A) of "is" iemand iets? (B)
A = zelfstandig werkwoord (ww gezegde)
B = koppelwerkwoord ( nm gezegde)
VB: 
Ivy heeft gisteren een nieuwe jas gekocht.
Ivy is een volwassen vrouw.

Wanneer doet Ivy iets of is Ivy iets?

Slide 29 - Tekstslide

Stappenplan
Stap 2: Hoeveel werkwoorden staan er in een zin?
1 werkwoord = zelfstandig werkwoord OF koppelwerkwoord
2 werkwoorden = 1 hulp ww + zww/kww
3 werkwoorden = 2 hulpww + zww/kww
VB: 
Ivy heeft gisteren een nieuwe jas gekocht.
Ivy's nieuwe jas is blauw.


Slide 30 - Tekstslide

Stappenplan
Stap 3: Benoem de werkwoorden: zww (+ hww) OF kww (+ hww)
- bij meerdere werkwoorden staat het belangrijkste werkwoord meestal achterin de zin ( hele werkwoord of voltooid deelwoord)
- Er kan geen koppelwerkwoord EN een zelfstandig werkwoord in dezelfde zin staan!
VB: Ivy heeft gisteren een nieuwe jas gekocht
Ivy's nieuwe jas is blauw.


Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video