Starttaal vooraf thema 4 Ik en mijn omgeving: hoofdstuk 1 woordenschat

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

              Startklaar
  • Op je plek zitten 
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
  • Schoolspullen op tafel: Boek, Chromebook, JdW-map, etui 
timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

1. Startklaar
Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan hun welbevinden. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zijn startklaar: ingelogd in LessonUp, telefoons opgeborgen in het Zakkie, en JdW-map op tafel.
JdW-kijkwijzer
Lesopbouw:

  1. Vooraf:
    Startklaar, Voorkennis activeren, Formatief Handelen

  2. Instructie:
    Leerdoelgericht werken, Inclusieve didactiek, Concrete en herkenbare voorbeelden, Formatief Handelen

  3. Toepassing:
    Actieve verwerking, Formatief handelen 

  4. Evaluatie:
    Afsluiting

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Starttaal vooraf thema 4: hoofdstuk 1 woordenschat

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel 
Ik weet de betekenis van de themawoorden. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke soorten huizen ken jij? schrijf er 3 op.

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Van welke plaats ben jij een inwoner?
A
Den Haag
B
Rijswijk
C
Voorburg
D
’s-Gravenhage

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zoek een plaatje op het internet van: het platteland

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent het platteland?
A
dat staat vol met huizen
B
het gebied buiten de stad, vaak met weiland.
C
een deel van een stad
D
dat is een gebouw

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een zin met het woord platteland erin.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De gemeente is...
A
een gebied dat door een burgemeester wordt geleid.
B
een grote tuin waar iedereen mag komen.
C
het midden van een stad of dorp, de binnenstad.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke gemeente staat onze school?
A
Laak
B
Gemeente Den Haag
C
Gemeente Rijswijk
D
Gemeente ’s-Gravenhage

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een zin met daarin het woord: gemeente

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent het woord: centrum
A
Een klein deel van een stad of dorp.
B
iemand die in een bepaalde plaats woont
C
het midden van een stad of dorp, de binnenstad

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een zin met het woord centrum erin.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent het woord: de buurt
A
Het midden van een stad of dorp, de binnenstad
B
Een klein deel van een stad of dorp, meestal een paar straat bij elkaar.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een zin met het woord: de buurt erin.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat bekent het woord huren
A
Geld betalen om iets te gebruiken wat van iemand anders
B
Geld krijgen om iets te gebruiken wat van iemand anders is.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef 2 voorbeelden van wat je kan huren.

Slide 19 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent het woord: inschrijven
A
Je bent een inwoner
B
Je officieel ergens voor aanmelden.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef 2 voorbeelden waar je je kan voor inschrijven.

Slide 21 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Zoek een plaatje op internet wat te maken heeft met verbouwen.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent het woord verbouwen
A
mijn kamer opnieuw schilderen
B
iets veranderen door te bouwen of af te breken.
C
nieuwe meubels kopen

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een zin met het woord verbouwen erin.

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het centrum
verbouwen
Het platteland

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf een zin met het woord: inwoner

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent het woord inwoner?
A
Iemand die in een bepaalde plaats of land woont
B
Iemand die ergens op vakantie is.
C
Iemand die iets huurt.

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de betekenis van het woord: het pand
A
een woning
B
een huis
C
een gebouw

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de betekenis van het woord: de wijk
A
een inwoner van een plaats
B
een deel van een stad of dorp met een eigen naam
C
het gebouw
D
Een klein deel van een stad of dorp.

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

het pand
de gemeente
huren

Slide 30 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik ga een goed cijfer halen voor mijn SO woordenschat
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies