A2 meervoudsvorming

A2 meervoudsvorming
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

A2 meervoudsvorming

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Rauf licht de antwoorden toe

Slide 3 - Tekstslide

Maarten legt de meervouden op -en, -n en -’en uit

blz. 262

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 1 (blz. 264)
We maken nu samen opdracht 1. 
Alleen als je een meervoud niet goed had, noteer je het juiste antwoord in je schrift.

Slide 6 - Tekstslide

1a. Geef het meervoud van muis.
A
muisen
B
muissen
C
muizen
D
muizzen

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

1b. Geef het meervoud van leukocyt (witte bloedcel).
A
leukocyten
B
leukocieten
C
leukocytten
D
leukocietten

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

1c. Geef het meervoud van brief.
A
briefen
B
brieffen
C
brieven
D
brievven

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

1d. Geef het meervoud van krot.
A
kroten
B
krotten

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

1e. Geef het meervoud van peer.
A
peren
B
peeren

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

1f. Geef het meervoud van boerin.
A
boerinnen
B
boerinen

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

1g. Geef het meervoud van verdrag.
A
verdraggen
B
verdragen

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

1h. Geef het meervoud van melodie.
A
melodiën
B
melodieen
C
melodien
D
melodieën

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

1i. Geef het meervoud van twijg (takje).
A
twijgen
B
twijggen

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

1j. Geef het meervoud van orchidee.
A
orchideen
B
orchidëen
C
orchideën
D
orchideeën

Slide 25 - Quizvraag

Daphne geeft uitleg over meervouden op - s en -'s 

blz. 262

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht 2 (blz. 264)
We maken nu samen opdracht 2. 
Alleen als je een meervoud niet goed had, noteer je het juiste antwoord in je schrift.

Slide 28 - Tekstslide

2a. Geef het meervoud van laser.
A
laser's
B
lasers
C
laseren

Slide 29 - Quizvraag

2b. Geef het meervoud van guerilla (bendeoorlog).
A
guerilla's
B
guerillas
C
guerila's
D
guerilas

Slide 30 - Quizvraag

2c. Geef het meervoud van monteur.
A
monteur's
B
monteurs

Slide 31 - Quizvraag

2d. Geef het meervoud van racket.
A
rackets
B
racket's

Slide 32 - Quizvraag

2e. Geef het meervoud van chalet (houten huisje).
A
chalets
B
chalet's
C
chaletten

Slide 33 - Quizvraag

2f. Geef het meervoud van baby.
A
baby's
B
babies
C
babys
D
babie's

Slide 34 - Quizvraag

2g. Geef het meervoud van taxi.
A
taxis
B
taxies
C
taxi's
D
taxie's

Slide 35 - Quizvraag

2h. Geef het meervoud van logé.
A
loges
B
logees
C
logé's
D
logés

Slide 36 - Quizvraag

2i. Geef het meervoud van milieu.
A
milieus
B
milieu's

Slide 37 - Quizvraag

2j. Geef het meervoud van menu.
A
menuus
B
menus
C
menu's
D
mennu's

Slide 38 - Quizvraag