Elevator Pitch - Les 2: Realisme, fictie, mening

Elevator Pitch
Nederlands 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Elevator Pitch
Nederlands 

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
Vorige les heb je een begin gemaakt aan de elevator pitch over jouw boek.

Je hebt bepaald ...

... wie de hoofdpersoon in jouw boek is en wie de bijpersonen zijn.
... wat de relaties tussen deze personages zijn.
... hoe de titel van jouw boek bij het boek past.
... wat het thema/de thema's van jouw boek zijn.


Slide 2 - Tekstslide

Vooruitblik
Aan het eind van deze les weet je ...

... of jouw boek fictie/non-fictie is.
... of jouw boek realistisch/niet realistisch is. 

Ook heb je ...
... jouw mening over het boek beschreven en onderbouwd.

Slide 3 - Tekstslide

Aan de slag!

Daar gaan we! 
Tijd om aan de slag te gaan.

Slide 4 - Tekstslide

Begrip: fictie/non-fictie
Het eerste begrip waarmee je aan de slag gaat, is fictie/non-fictie.

Op de volgende slide volgt eerst de uitleg over dit begrip. Daarna volgt een voorbeeld bij Wonder.
Tot slot volgt de opdracht.

Slide 5 - Tekstslide

Fictie en non-fictie
Fictie
Verzonnen verhalen over gebeurtenissen en mensen, die bedacht zijn door de schrijver (leesboek, stripverhaal, film, gedicht).

Non-fictie
Verhalen over de werkelijkheid, met feiten over (echte) mensen en (echte) gebeurtenissen. De schrijver heeft het niet bedacht/verzonnen. Het is echt gebeurd (krantenbericht, journaal) of geeft informatie (schoolboek).

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld: fictie/non-fictie Wonder

Het verhaal over August is verzonnen, (maar het zou wel echt kunnen gebeuren.) 

Slide 7 - Tekstslide

Nu jij!

Op de volgende slide volgt een vraag over fictie/non-fictie in jouw boek.

Slide 8 - Tekstslide

Is jouw boek fictie of non-fictie?

Slide 9 - Open vraag

Begrip: realistisch/niet-realistisch
Het volgende begrip waarmee je aan de slag gaat, is realisme.

Op de volgende slide volgt eerst de uitleg over dit begrip. Daarna volgt een voorbeeld bij Wonder.
Tot slot volgt de opdracht.

Slide 10 - Tekstslide

Realistisch en niet-realistisch
Realistisch
Een schrijver verzint mensen en gebeurtenissen die erg lijken op de werkelijkheid, die echt zouden kunnen gebeuren

Niet-realistisch
Een schrijver verzint een verhaal met mensen en gebeurtenissen, die in werkelijkheid niet kunnen gebeuren. 

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld: realistisch/niet-realistisch Wonder

(Het verhaal over August is verzonnen,) maar het zou wel echt kunnen gebeuren.

Slide 12 - Tekstslide

Nu jij!

Op de volgende slide volgt een vraag over het realisme in jouw boek.

Slide 13 - Tekstslide

Is jouw boek realistisch of niet-realistisch?

Slide 14 - Open vraag

Begrip: beoordelingswoorden en argumenten
De volgende begrippen zijn: beoordelingswoorden en argumenten.

Op de volgende slides volgt eerst de uitleg over dit begrip. Daarna volgt een voorbeeld bij Wonder.
Tot slot volgt de opdracht.

Slide 15 - Tekstslide

Beoordelingswoorden
Beoordelingswoorden zijn woorden waarmee je een beoordeling geeft over bijvoorbeeld een boek, film of iets anders.

Voorbeelden van beoordelingswoorden:
Spannend
Mooi
Ontroerend
Grappig

Slide 16 - Tekstslide

Argumenten

Beoordelingswoorden onderbouw je met een argument. Je legt dus uit waarom je het boek mooi, spannend, grappig, verdrietig of iets anders vindt.

Je kunt hierbij ook nog een voorbeeld van een gebeurtenis uit het boek noemen. Zo maak je jouw beoordelingswoord en argument extra duidelijk. 




Slide 17 - Tekstslide

Argumenten bij Wonder

Wonder is een verdrietig boek, maar op een mooie manier. Het is verdrietig om te lezen hoe een klein jongetje gepest wordt om hoe hij er uitziet. Of hoe mensen wegkijken of schrikken als ze hem zien.

Het is mooi om te lezen dat August niet opgeeft. Hij houdt vol en weet hiermee de meeste mensen voor zich te winnen. Ze leren hem accepteren om hoe hij is, vanbinnen.

De keuze voor meerdere vertellers is interessant, omdat je meekrijgt hoe het is voor anderen om te leven met een broertje of vriendje met een gezichtsafwijking.

Slide 18 - Tekstslide

Nu jij!

Op de volgende slides volgen vragen over jouw mening over het boek.


Slide 19 - Tekstslide

Beoordelingswoord en argument 1
Welk beoordelingswoord past bij jouw boek? Onderbouw dit beoordelingswoord.

Slide 20 - Open vraag

Beoordelingswoord en argument 2
Welk beoordelingswoord past bij jouw boek? Onderbouw dit beoordelingswoord.

Slide 21 - Open vraag

Beoordelingswoord en argument 3
Welk beoordelingswoord past bij jouw boek? Onderbouw dit beoordelingswoord.

Slide 22 - Open vraag

Einde van de les!

Goed gedaan!

Slide 23 - Tekstslide