T3 BS2 Het verteringsstelsel

3.2 Het verteringsstelsel

Leerdoelen

  • Je kunt de bouw, werking en functies van de verteringsorganen beschrijven
  • Je kunt de relatie tussen hun bouw en hun functie herkennen
  • Je kunt verschillen en overeenkomsten herkennen tussen organen en orgaanstelsels van de mens en diersoorten


! meeste staat in Binas 82 C, E, F. 

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

3.2 Het verteringsstelsel

Leerdoelen

  • Je kunt de bouw, werking en functies van de verteringsorganen beschrijven
  • Je kunt de relatie tussen hun bouw en hun functie herkennen
  • Je kunt verschillen en overeenkomsten herkennen tussen organen en orgaanstelsels van de mens en diersoorten


! meeste staat in Binas 82 C, E, F. 

Slide 1 - Tekstslide

Kringspieren & lengtespieren
darmperistaltiek
  • voortduwen voedselbrij
  • kneden voedselbrij
  • mengen van voedselbrij met verteringssappen

Slide 2 - Tekstslide

Het verteringsstelsel
Door welk van deze organen van het verteringsstelsel loopt geen voedsel, maar spelen wel een belangrijke rol in het verteringsproces?

Slide 3 - Tekstslide

Waarom gebit?
  • mechanische vertering

Slide 4 - Tekstslide

Oppervlaktevergroting
!!! belangrijk begrip, komt op 3 verschillende manieren
terug bij vertering

Slide 5 - Tekstslide

In de mond
  • mechanische vertering
  • ook startpunt van 
    chemische vertering (in speeksel zitten koolhydraat verterende enzymen: amylases) 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slikreflex
* Huig sluit de neusholte af
* Strotklep sluit de luchtpijp af

Slide 8 - Tekstslide

Peristaltiek
Lengtespieren & kringspieren 

zie Binas 82C

Slide 9 - Tekstslide

Maagsap
  • HCl = sterk zuur
  • Slijm = bescherming
  • Enzymen
kringspier  =
(net zoals anus)
 

Slide 10 - Tekstslide

productie gal
opslag gal
alvleessap
maagsap

Slide 11 - Tekstslide

Leversap = gal
Lever maakt gal

GALzouten emulgeert:
grote vetdruppels tot kleine vetdruppels
-->
hierdoor groter oppervlak 
-->

LIPASE verteert:
vetmoleculen tot glycerol en 3 vetzuren
- Geen enzymen! 
- Wel afbraakproduct rode bloedcellen (billirubine) en cholesterol. 

Slide 12 - Tekstslide

Vertering: intracellulair of extracellulair? 
  • Eencelligen - Intracellulair
fagocytose, voedingsvacuole, lysosomen (lysozymen) 
  • Meercelligen - Extracellulair
 speciale ruimte in lichaam: maag-darm holte (holtedieren zoals sponzen)

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag
Maak opdrachten 11 t/m 16.

Slide 14 - Tekstslide

3.3 Enzymen
Chemische vertering
Waarom nodig?

Slide 15 - Tekstslide

Voedingsstoffen die verteerd moeten worden 
(kleiner maken):

Eiwitten
Vetten
Grotere koolhydraten 
(= di-/polysacharides)
Voedingsstoffen die NIET worden verteerd 
(al klein genoeg):

Vitamines
Mineralen (= zouten)
Water
 Kleine suikers 
(= mono-sacharides)

Slide 16 - Tekstslide

3.3 Enzymen
Chemische vertering
  • In verteringssappen
  • Helpen met vertering voedingsstoffen 
  • Amylase/maltase: zetmeel -> glucose
  • Pepsine/peptidase: eiwit -> aminozuren
  • Lipase: vetten -> glycerol en vetzuren
*verdere uitleg zie boek

Slide 17 - Tekstslide

Enzymen
  • In verteringssappen
  • Helpen met vertering voedingsstoffen 
  • Amylase/maltase: zetmeel -> glucose
  • Pepsine/peptidase: eiwit -> aminozuren
  • Lipase: vetten -> glycerol en vetzuren

Slide 18 - Tekstslide

Enzymen
Door enzymen kunnen wij, bij lage temperaturen, stoffen afbreken (dissimilatie) of opbouwen (assimilatie).

Enzymen zijn eiwitten.

Naamgeving: substraat +  - ase
vb. Lactase


Slide 19 - Tekstslide

Enzymen
Enzymen hebben een optimum temperatuur (en zuurgraad).

Waarom gaat het katalyseren langzamer bij een hogere/ lagere temperatuur/pH ?




Slide 20 - Tekstslide

3.3 Chemische vertering 
Lees 3.3
Maak opdrachten 18 t/m 23
 ( + afmaken opdr 1 t/m 5 + 7,8 , 11 t/. 16.)

Slide 21 - Tekstslide

huiswerk
Lees 3.3 door 
Maak opdrachten 18 t/m 23

Slide 22 - Tekstslide