h4 mengsels en scheiden


  • bestaat uit 1 soort deeltjes (moleculen)
  • dus smeltpunt (=stolpunt) + kookpunt binas tabel 15
  • temperatuur constant bij faseovergang


  • bestaan uit meerdere stoffen/moleculen door elkaar 
  • dus een smelt- en kooktraject
  • temperatuur niet constant bij faseovergang
hst  4 Zuivere stoffen       en        Mengsels (herhaling)              
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les


  • bestaat uit 1 soort deeltjes (moleculen)
  • dus smeltpunt (=stolpunt) + kookpunt binas tabel 15
  • temperatuur constant bij faseovergang


  • bestaan uit meerdere stoffen/moleculen door elkaar 
  • dus een smelt- en kooktraject
  • temperatuur niet constant bij faseovergang
hst  4 Zuivere stoffen       en        Mengsels (herhaling)              

Slide 1 - Tekstslide

programma les 13
  • hw was: hst 3 maken 46,47,49,51t/m ,55, 58, 59, 60,62,65 66, 68 Vragen?
  • bespreken gevraagde opgaves/ verder werken aan hw
  • hw leren hst 3 en maken 74, 76 t/m 79, 82, 83 a t/m c en 84 test jezelf 3.6

Slide 2 - Tekstslide

Stoffen bestaan uit moleculen
  • Er zijn miljoenen stoffen
  • De meeste stoffen zijn mengsels (bestaan uit meerdere stoffen)
  • Een zuivere stof bestaat uit allemaal dezelfde deeltjes (die heten moleculen)
  • Moleculen trekken elkaar aan = van der Waalskracht

Slide 3 - Tekstslide

DEELTJESMODEL: (model is  manier om de werkelijkheid te beschrijven)


Alle moleculen trekken elkaar aan

Alle moleculen bewegen. Hoe warmer hoe sneller--> ze stoten elkaar weg dus de stof kan uitzetten omdat de aantrekkingskracht minder wordt

Slide 4 - Tekstslide

faseovergangen
  •  de fase van een stof is een stofeigenschap ( bv. water is bij kamertemperatuur vloeibaar, lucht gasvormig en ijzer vast.
  • rode faseovergangen  is  warmte nodig bij blauwe faseovergangen komt warmte vrij 
toestandsaanduidingen komen uit het engels; (g) = gasvormig,( l) = vloeibaar en (s)= vast
faseovergang schematisch weergeven:
bv: water(s)--> water (l) = smelten van ijs

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

begrippen en formules die je moet kennen
  1.  concentratie gebruik de formule en vul hem met juiste eenheden in:
                                                            dus bv in  mg/L of g/kg
    b.v conc suiker in jam of zout in zeewater

  2. volumepercentage of  massapercentage:  gebruik dezelfde formule maar vermenigvuldig met 100 % . Het percentage kan nooit > 100% zijn                                                                            %           
    b.v. wijn bevat 12 vol % alcohol (t.o.v de wijn)                                                                      
percentage=geheel(deel)100
concentratie=geheel(deel)

Slide 22 - Tekstslide

aanpak moeilijke opgaves:
(verplicht bij hw en toetsen)
  1. Gevraagd, scan waar de vraag staat en noteer de vraag (en eventueel de gewenste eenheid kort).
  2. Gegeven: zoek uit welke gegevens uit de vraag en de bijbehorende tekst je nodig hebt en noteer dit.
  3. Oplossing: bij theoretische vragen komt hier je uitleg, bij rekenvragen noteer je de benodigde formule(s), vul je de gegevens op de juiste plaats in en geeft de uitkomst + gevraagde eenheid

Slide 23 - Tekstslide

programma 8 oktober
  • sterkte zwakte analyse van jezelf maken
  • wat bespreken?
  • Afmaken begrippendomino 
  • spelen begrippendomino,
  •  noteer achter op elke envelop hoe lang jouw groepje erover doet om deze domino op te lossen
  • de groep die in totaal de beste tijd heeft, en de groep waarvan de domino het moeilijkste was krijgt wat lekkers. 
  • aanvang oefententamen, hw afmaken t/m.18.. en leren de namen +formules van alle stoffen uit hst 1 t/m 4 uit de tabellen.

Slide 24 - Tekstslide

programma les 16
  • hw was: (hw voor vrijdag thuiswerkuur was: leren hst 4 en maken 5,7,9 t/m 13 + test jezelf 4.1 +18,19,22 van 4.2),voor vandaag: leren hst 4.1 t/m 4.3 en maken 24 t/m 26, 32,33
  • Vragen?
  • hw morgen: maken test jezelf 4.3 en opgave 45 t/m 53 + 64 t/m 69

Slide 25 - Tekstslide

programma les 17
  • vragen over hw: test jezelf 4.3 en opgave 45 t/m 53 + 64 t/m 69?
  • quiz
  • hw morgen: maken 82,84,86,88,89 + test jezelf 4.4 +4.5
  • hw voor vrijdag: leren hst 4 en maken samenvatting
hw voor dinsdag na vakantie: inleveren samenvatting hst 3 + 4

Slide 26 - Tekstslide

hoe kun je het mengsel van water, zeep en olijfolie goed scheiden?
A
verhitten tot emulgator kapot gaat
B
filtreren
C
destilleren
D
een extractiemiddel toevoegen

Slide 27 - Quizvraag

De scheidingsmethode extraheren berust op het verschil in:
A
Kookpunt
B
Deeltjesgrootte
C
Oplosbaarheid
D
Aanhechtingsvermogen

Slide 28 - Quizvraag

Welke soort mengsels kun je scheiden door middel van filtratie?
A
Oplossingen
B
Suspensies
C
Emulsies
D
adsorpties

Slide 29 - Quizvraag

welke uitspraak over koolstof is niet waar
A
het is een adsorptiemiddel
B
het is een absorptiemiddel
C
als je het fijn maalt werkt het beter
D
als het stoffen heeft geadsorbeerd moet het worden vervangen

Slide 30 - Quizvraag

Ethanol + zuurstof --> koolstofdioxide + roet + water

Deze reactie is een:
A
Volledige verbranding
B
Onvolledige verbranding
C
Geen verbranding
D
langzame verbranding

Slide 31 - Quizvraag

Welk van de volgende uitspraken over een mengsel is/zijn waar?
A
Een mengsel bestaat uit een soort molecuul
B
Een mengsel bestaat uit twee of meer soorten moleculen
C
Een mengsel heeft een kookpunt
D
Een mengsel heeft een kooktraject

Slide 32 - Quizvraag

Welk van de volgende uitspraken over het broeikaseffect is/zijn waar
A
broeikaseffect wordt veroorzaakt door CFK's
B
broeikaseffect is nodig om leven te laten ontstaan op een planeet
C
versterkt broeikaseffect ontstaat door koolstofmonoxide
D
verbranden van fossiele brandstoffen zorgt voor versterkt broeikaseffect

Slide 33 - Quizvraag

Is proces 2 een volledige of een onvolledige verbranding?
A
Volledige verbranding
B
Onvolledige verbranding

Slide 34 - Quizvraag

Wat is waar over onvolledige verbranding?
A
Een gele vlam betekent onvolledige verbranding
B
Bij onvolledige verbranding kan koolstofmonoxide vrijkomen
C
Een vlam met onvolledige verbranding maakt veel roet
D
Bij een onvolledige verbranding is er te weinig brandstof

Slide 35 - Quizvraag

H20 en CO2 komen vrij bij...
A
Volledige verbranding van koolwaterstoffen
B
Onvolledige verbranding van koolwaterstoffen
C
Volledige- en Onvolledige verbranding van koolwaterstoffen
D
elektrolyse van water

Slide 36 - Quizvraag

Koolstofdioxide --> koolstofmono-oxide + zuurstof

Deze reactie is een:
A
Volledige verbranding
B
Onvolledige verbranding
C
Geen verbranding

Slide 37 - Quizvraag



Wat voor soort reactie is dit?
2C6H14+13O2>12CO+14H2O
A
volledige Verbranding
B
Ontleding
C
Thermolyse
D
Onvolledige verbranding

Slide 38 - Quizvraag

Bij de onvolledige verbranding van methaan onstaan:
A
CO2,H2O,CO,C
B
H2O,CO,C
C
CO2,CO,C
D
CO2,H2O,C

Slide 39 - Quizvraag

Koolstof-mono-oxide komt vrij bij onvolledige verbranding. Wat is hier een probleem van?
A
CO is slecht voor je.
B
CO veroorzaakt broeikaseffect
C
CO kunnen de planten niet opnemen
D
CO is een vaste stof, waardoor je kachel kapot gaat.

Slide 40 - Quizvraag

Welke van onderstaande mengsels is een emulsie
A
Zeewater
B
Mayonaise
C
jus d'orange
D
Koffie

Slide 41 - Quizvraag

programma 11 oktober

Slide 42 - Tekstslide