Les 4 Clara
1 / 47
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
How do you say 'to put'?
A
zullen
B
zeggen
C
zitten
D
zetten
Slide 19 - Quizvraag
What does 'schrijven' mean?
A
to sing
B
to scare
C
to read
D
to write
Slide 20 - Quizvraag
How do you say 'to take'?
A
nemen
B
noemen
C
taken
Slide 21 - Quizvraag
What does 'zoeken' mean in English?
A
to search
B
to take
C
to do
D
to have
Slide 22 - Quizvraag
What is the English equivalent of 'nemen'?
A
to have
B
to take
C
to do
D
to go
Slide 23 - Quizvraag
Which verb means 'to go'?
A
doen
B
gaan
C
nemen
D
zoeken
Slide 24 - Quizvraag
What does 'hebben' translate to?
A
to do
B
to search
C
to take
D
to have
Slide 25 - Quizvraag
How do you say 'to be'?
A
hebben
B
zijn
C
gaan
D
zien
Slide 26 - Quizvraag
What is the meaning of 'doen' in English?
A
to perform
B
to go
C
to do
D
to have
Slide 27 - Quizvraag
Which verb means 'to live' in Dutch?
A
komen
B
willen
C
leren
D
wonen
Slide 28 - Quizvraag
How do you say 'to want'?
A
wonen
B
halen
C
wandelen
D
willen
Slide 29 - Quizvraag
What is the meaning of 'leren'?
A
to come
B
to want
C
to learn
D
to be
Slide 30 - Quizvraag
What does 'komen' mean in English?
A
to go
B
to come
C
to learn
D
to live
