Deutsch

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Montag, den 11 Dezember 2017

Programma

1. Leerdoel: vervoegen van regelmatige                 
   werkwoorden

   Lernziel: regelmassige verben verfugen

2. Herhaling grammatica Hoofdstuk 3

    Wiederholung Grammatik Kapitel 3

3. Oefenen 

    Üben

4. Tijd over? Quiz en Kahoot

    Zeit übrig? Quiz und Kahoot

Weet je het ezelsbruggetje voor
de regelmatige werkwoorden nog?

Stam van een werkwoord in het Duits is?

1. de ik vorm
2. de hij vorm
3. het hele werkwoord -n
4. het hele werkwoord -en

Regelmatige werkwoorden

Vervoegen van het werkwoord door eerst de stam op te schrijven. De stam is het hele werkwoord - en of - n.

Voorbeeld: 

wohnen = wohn

kaufen = kauf

reisen = reis 

Regelmatige werkwoorden: uitgangen

werkwoord: wohnen, stam:wohn

ich wohn e

du wohn st

er/sie es wohn t

wir wohn en

ihr wohn t

sie wohn en

Sie wohn en

Regelmatige werkwoorden: uitgangen

werkwoord: kaufen, stam: kauf

ich kauf e

du kauf st

er/sie es kauf t

wir kauf en

ihr kauf t

sie kauf en

Sie kauf en

Nu zelf aan de slag

De volgende 12 slides mag je zelf bepalen wat jij wilt gaan oefenen. Met behulp van de eerste slide kun je een filmpje bekijken, waarin de uilteg nog een keer te zien is. De andere 11 slides  kun je gebruiken om de regelmatige werkwoorden te oefenen. De tweede slide is een oefening om de regelmatige werkwoorden te oefenen, je beantwoordt 20 vragen. De andere negen slides zijn in een vorm van een quiz. Is er nog tijd over? Dan k1unnen we Kahoot spelen.  Je moet minimaal 7 slides hebben gemaakt waarvan de tweede oefening met de 20 vragen verplicht is om te maken. Wie alle oefeningen af heeft, heb ik nog twee oefeningen die wat moeilijker zijn.

oscarromerotalen.nl

es (arbeiten)

1. arbeitet
2. arbeitest
3. arbeiten
4. arbeite

du (kaufen).

1. kaufet
2. kaufe
3. kaufen
4. kaufst

Ich (spielen)

1. spielt
2. spiele
3. spielen
4. gespielt

ihr (machen)

1. machen
2. machst
3. macht
4. machet

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ich (horen) gerne Musik.

1. hort
2. höre
3. horst
4. horen

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ihr (kaufen) solche teuere Sachen.

1. kaufst
2. kaufen
3. kaufet
4. kauft

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Du (besuchen) die Oma.

1. besucht
2. besuchst
3. besuchen
4. besuche

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ihr (kaufen) solche teuere Sachen.

1. kaufst
2. kaufen
3. kaufet
4. kauft

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ich (spielen) gern Tennis.

1. spielt
2. spiele
3. spielen
4. spielst

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Meine Eltern (kommen) Morgen.

1. kommen
2. kommt
3. bekommst
4. komme

kahoot.it

Diese Stunde habe ich gelernt ...

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ich (trinken) ein Wasser, das mir (schmecken)

1. trinkst und schmecket
2. trinkt und schmecket
3. trinke und schmeckt
4. trinken und schmecken

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ich (trinken) ein Wasser, das mir (schmecken)

1. trinkst und schmecket
2. trinkt und schmecket
3. trinke und schmeckt
4. trinken und schmecken

Einde les

Spullen inpakken

blijven zitten totdat de bel gaat