Grammatica 1 - De persoonsvorm

De persoonsvorm.
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

De persoonsvorm.

Slide 1 - Tekstslide

Instructie
Werk de slides 1 voor 1 door. Ja, je moet alles, bekijken, lezen, doen en maken.
Als je meer dan 1 antwoord moet geven, zet de antwoorden dan onder elkaar.

  • Theorie
  • Oefening
  • Uitdaging
  • Reflectie



Slide 2 - Tekstslide

Wat vind je lastig aan het ontleden van een zin?
Waar maak jij de meeste fouten in?

Slide 3 - Open vraag

Wat weet je van de
persoonsvorm?

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Video

Welke drie mogelijkheden zijn er om de persoonsvorm in een zin te vinden?

Slide 6 - Open vraag

Wat zijn werkwoorden?

Slide 7 - Open vraag

Persoonsvorm in enkelvoudige zin
Maak de zin vragend.
Het werkwoord dat vooraan komt is de persoonsvorm.

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.

Het werkwoord is = altijd persoonsvorm ;-)

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

Vandaag is het donderdag.

Slide 9 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

Ik heb echt zin in het weekend.

Slide 10 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

Vanmorgen heeft het gevroren.

Slide 11 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

Hoe lang moeten we nog naar school?

Slide 12 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

Volgend jaar is het alweer 2020 en dat komt heel snel.

Slide 13 - Open vraag

Persoonsvorm in een vraagzin
Een vraagzin kan je niet nog een keer vragend maken.
Om de persoonsvorm te vinden, zijn er twee opties.

1. Het werkwoord staat al vooraan. Dus dat is de persoonsvorm

2. Je verandert de tijd waarin de zin staat.
Voorbeeld: Hoe ver moet jij naar school fietsen?
Hoe ver is geen  werkwoord dus ook geen persoonsvorm.
Verander de tijd en je ontdekt wat de persoonsvorm wel is:
Hoe ver moest jij naar school fietsen?
Wil je liever persoonlijk uitleg?
Loop dan even naar mijn bureau. Ik leg je het graag uit.

Slide 14 - Tekstslide

Persoonsvorm in samengestelde zin
Een samengestelde zin kan je niet geheel vragend maken.
Om de persoonsvorm te vinden, zijn er twee opties.

1. Je maakt van de samengestelde zinnen, enkelvoudige zinnen.
En maakt die zinnen vragend. Werkwoord dat vooraan komt is de pv. Bij een samengestelde zin van 2 delen doe je dit dus twee keer.

2. Je verandert de tijd waarin de zin staat.
De werkwoorden die veranderen zijn de pv.
Wil je liever persoonlijk uitleg?
Loop dan even naar mijn bureau. Ik leg je het graag uit.

Slide 15 - Tekstslide

Wat is een samengestelde zin eigenlijk?

Slide 16 - Open vraag

Voorbeeld
Enkelvoudig:
  1. Jan fietst vandaag naar school.
  2. Morgen neemt hij de bus.

Samengesteld:
Jan fietst vandaag naar school, maar morgen neemt hij de bus.

Fiets = pv 1                                                 neemt = pv 2
Wil je liever persoonlijk uitleg?
Loop dan even naar mijn bureau. Ik leg je het graag uit.

Slide 17 - Tekstslide

Tekstboek
Ga naar bladzijde 32 en maak opdracht 10

Slide 18 - Tekstslide

Tekstboek - antwoorden
1. komt - kwam
2. vraagt - vroeg
3. ga - ging
4. geeft - gaf
5. doe - deed
6. is - was
7. roept - riep
8. heb - had
9. zegt - zei
10. staat - stond

Slide 19 - Tekstslide

Hoe is het gegaan? Hoeveel had je er goed?

Slide 20 - Open vraag

Wat zijn de persoonsvormen in onderstaande zin?

Vandaag is het donderdag en morgen is het dus vrijdag.

Slide 21 - Open vraag

Wat zijn de persoonsvormen in onderstaande zin?

Ik heb mijn handschoenen opgezocht, want het vriest alweer.

Slide 22 - Open vraag

Wat zijn de persoonsvormen in onderstaande zin?

Als het nu al zo koud is, dan krijgen we vast een Elfstedentocht.

Slide 23 - Open vraag

Wat zijn de persoonsvormen in onderstaande zin?

Dat is een tocht langs 11 steden in Friesland en deze tocht duurt de hele dag.

Slide 24 - Open vraag

Wat is jouw manier om de persoonsvorm te vinden in een enkelvoudige zin?

Slide 25 - Open vraag

Wat is jouw manier om de persoonsvorm te vinden in samengestelde zin?

Slide 26 - Open vraag

Werkt deze manier? Met andere woorden:
Gaat dit goed en maak je bijna geen fouten?

Slide 27 - Open vraag

Waarom is het belangrijk om te weten wat de persoonsvorm in een zin is?

Slide 28 - Open vraag

Je bent klaar met dit onderdeel

Goed gewerkt!!

Het volgende onderdeel is:
Grammatica 2 - Het onderwerp

Slide 29 - Tekstslide