Herhaling hoofdstuk 1t/m 3 Staal taal groep 6

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een ander woord voor druk en opgewekt?
A
rumoerig
B
levendig
C
statig
D
exclusief

Slide 2 - Quizvraag

Wat is slenteren?
A
Langzaam lopen en wat rondkijken
B
Rondkijken en iets kopen
C
Niets kopen en naar huis gaan
D
Doorlopen, zodat je niet te laat komt

Slide 3 - Quizvraag

Welk woord hoort er niet bij?
A
de hoogbouw
B
de cultuur
C
de galerij
D
de flat

Slide 4 - Quizvraag

Welk woord hoort er niet bij?
A
de bovenwoning
B
de eengezinswoning
C
het appartement
D
het portiek

Slide 5 - Quizvraag

Welke zin klopt?
A
Als je mazzel hebt, heb je pech
B
Wie in de bajes zit, zit in het café
C
Als je gein hebt, heb je plezier
D
Met de smeris bedoel je poen, geld.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een galerie?
A
De plek waar verzamelaars samenkomen
B
Het pronkstuk van een kunstenaar
C
De ruimte waar je kunst kunt bekijken en kopen
D
De plek waar je details kunt bestuderen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor toelichting?
A
het detail
B
de uitleg
C
het kenmerk
D
de passie

Slide 8 - Quizvraag

Wat is geen vondst?
A
Iets wat je namaakte
B
Iets wat je gevonden hebt
C
Iets wat je bedacht hebt
D
Iets wat je ontdekt hebt

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord hoort er niet bij?
A
compleet
B
volledig
C
eindeloos
D
het totaal

Slide 10 - Quizvraag

Je hebt een verzameling boeken. Je kiest er een aantal uit die vooral spannend zijn. Wat is de beste naam voor die groep?
A
de sprookjes
B
de kinderboeken
C
de meisjesboeken
D
het gevaar en het avontuur

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor machtig?
A
droevig
B
indrukwekkend
C
tragisch
D
eenzaam

Slide 12 - Quizvraag

Maak de zin af:
Als je op een schip naar bed gaat, ga je naar...
A
de kooi
B
de kombuis
C
de stuurhut
D
de kajuit

Slide 13 - Quizvraag

Waar gaat het bij een noodsignaal vooral om?
A
Dat je het alfabet goed kent
B
Dat je wacht tot het schip is vergaan
C
Dat de anderen het opmerken
D
Dat je onopvallend doet

Slide 14 - Quizvraag

Welk woord hoort er niet bij?
A
de passagier
B
de bemanning
C
het passagiersschip
D
de opvarende

Slide 15 - Quizvraag

Varen en water
alleen aan boord
niets dat me stoort
een droom voor later
Welke regels in dit gedicht krijgen de letter b?
A
de regels 2 en 4
B
de regels 1 en 3
C
de regels 1 en 4
D
de regels 2 en 3

Slide 16 - Quizvraag