Basisstof 4 - 6

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Mitose en meiose zijn allebei celdeling
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Bij mitose ontstaan nieuwe lichaamscellen
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Meiose vindt alleen plaats in de geslachtsorganen
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Gewone celdeling (mitose)

Slide 6 - Tekstslide

Reductiedeling (meiose)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Is de haargroei onder de oksels een primair geslachtskenmerk?
A
Nee
B
ja

Slide 13 - Quizvraag

Primair geslachtskenmerk bij een jongen is:
A
balzak en penis
B
borsthaar en baardgroei
C
schaamlippen en vagina
D
gespierde lichaamsbouw

Slide 14 - Quizvraag

Welke geslachtskenmerken zijn vanaf de geboorte zichtbaar
A
Primaire geslachtskenmerken
B
Secundaire geslachtskenmerken
C
Primaire en secundarie geslachtskenmerken
D
Geen van beide

Slide 15 - Quizvraag

Welke hormonen zorgen voor de veranderingen bij de man?
A
oestrogeen
B
testosteron

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Menstruatiecyclus

Slide 18 - Tekstslide

Duurt de menstruatiecyclus ongeveer 28 dagen?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quizvraag

Wat gebeurt er op de 14e dag van de menstruatiecyclus?
A
De menstruatie begint
B
Het gele lichaam ontstaat
C
Het follikel gaat ten gronde
D
De eisprong vindt plaats

Slide 20 - Quizvraag

Op welke dag van de menstruatiecyclus is de vrouw, gemiddeld, het meest vruchtbaar?
A
dag 1
B
dag 7
C
dag 14
D
dag 24

Slide 21 - Quizvraag

Waarvoor dient de opbouw van het baarmoederslijmvlies?
A
Om bevruchting mogelijk te maken
B
Om innesteling mogelijk te maken
C
Om menstruatie mogelijk te maken

Slide 22 - Quizvraag

Bevruchting
eisprong
Na de eisprong blijft de eicel zonder bevruchting 
nog ongeveer een dag in leven. 
zaadcellen
Zaadcellen blijven na de zaadlozing zeker drie dagen in leven.
De bevruchting vindt plaats in de eileider.
Celdelingen
Direct na de bevruchting begint de eicel zich te delen.
Zo ontstaat een klompje cellen.
innesteling
Direct na de bevruchting begint de eicel zich te delen.
Zo ontstaat een klompje cellen, dat zich in de wand van
de baarmoeder nestelt.

Slide 23 - Tekstslide

Zaadcel dringt eicel binnen
De winnaar verliest zijn staart

Slide 24 - Tekstslide

Waar nestelt de bevruchtte eicel zich in?
A
in de maag
B
in de buik
C
in de baarmoeder
D
in de vagina

Slide 25 - Quizvraag

Wanneer spreken we van een bevruchting
A
Als een man klaarkomt
B
Als een vrouw ongesteld wordt
C
Als de spermacel en eicel samengesmolten zijn
D
Als een vrouw een ovulatie heeft

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Innesteling in baarmoederwand
Embryo van 3 weken

Slide 28 - Tekstslide

4 weken
6 weken

Slide 29 - Tekstslide

8 weken
3 maanden

Slide 30 - Tekstslide

4 maanden
5 maanden

Slide 31 - Tekstslide

6 maanden
7 maanden

Slide 32 - Tekstslide

Wat is een embryo?
A
Een pasgeboren baby.
B
De baby in de buik van de moeder.
C
Een ander woord voor menstruatiecyclus.
D
De bevruchte eicel in het begin van de zwangerschap.

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide


Tijdens welke fase verlaat de placenta het moederlichaam?
A
weeën
B
na de geboorte (nageboorte)
C
ontsluiting
D
uitdrijving

Slide 38 - Quizvraag

Welke volgorde is juist?
A
1. Ontsluiting 2. nageboorte 3. uitdrijving
B
1. uitdrijving 2. nageboorte 3. ontsluiting
C
1. nageboorte 2. uitdrijving 3. ontsluiting
D
1. ontsluiting 2. uitdrijving 3. nageboorte

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Als een tweeling een jongen en een meisje zijn dan zijn ze.......
A
eeneiig
B
tweeeiig

Slide 42 - Quizvraag

0

Slide 43 - Video