H4 Lezen

Afspraken online
  •  Zet je camera aan en zorg dat je goed in beeld bent
  • Houd je microfoon gedempt, tenzij de docent anders aangeeft
  • Als je zelf iets wilt toevoegen, steek je hand op! 
  • Je doet goed mee en vervult alle opdrachten
  • Er worden geen opnames gemaakt
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Afspraken online
  •  Zet je camera aan en zorg dat je goed in beeld bent
  • Houd je microfoon gedempt, tenzij de docent anders aangeeft
  • Als je zelf iets wilt toevoegen, steek je hand op! 
  • Je doet goed mee en vervult alle opdrachten
  • Er worden geen opnames gemaakt

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  1. Huiswerk controleren en nakijken
  2. Herhaling theorie lezen
  3. Oefenen theorie lezen
  4. Huiswerk opgeven en maken

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk controleren
timer
1:00

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Tekstslide

Welke verbanden/signaalwoorden
ken je?

Slide 5 - Woordweb

Tekstverbanden
  • Chronologisch --> gebeurtenissen worden in de juiste tijdsvolgorde beschreven
Vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen, binnenkort –ook jaartallen en data
  • Opsommend --> dingen worden opgesomd
Ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook, bovendien, verder, ten slotte, en , niet alleen … maar ook – liggend streepje, getallen of dots.

Slide 6 - Tekstslide

Tekstverbanden
Tegenstellend --> tegenovergestelde dingen worden genoemd.
Tegenover, daarentegen, maar, hoewel, echter, toch, ofschoon, ondanks dat, aan de ene kant …. aan de andere kant.
Toelichtend --> er wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp
Bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan, neem nou.

Slide 7 - Tekstslide

Ik ken je nog van vroeger, vroeger,
Maar nu wil je niet meer groeten, groeten

Slide 8 - Open vraag

'bout it 'bout it als een gek met al dat goud in mijn mikkie, twee gezichten een formule, zoals Lauda en Nikki

Slide 9 - Open vraag

Nadia heeft een hekel aan spruitjes, boerenkool en zuurkool, maar van tomaten, komkommer en courgette houdt ze wel.
A
opsommend
B
tegenstellend
C
allebei
D
geen van beide

Slide 10 - Quizvraag

Welke signaalwoorden horen bij een opsomming?
A
Toch
B
Bovendien
C
Ook
D
Maar

Slide 11 - Quizvraag

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
Opsommend
Tegenstellend
Toelichtend
echter
denk aan
verder
neem nou
bovendien
hoewel

Slide 12 - Sleepvraag

Vienna moet eerst haar zere oor aan de dokter laten zien, daarna mag ze een pijnstiller innemen.
A
Chronologisch
B
Opsommend
C
Toelichtend
D
Tegenstellend

Slide 13 - Quizvraag

Ik ken de verschillende tekstverbanden
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag

Ik ken de bijbehorende signaalwoorden
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quizvraag

Ik herken de tekstverbanden in een tekst
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Huiswerk
H4 Lezen
Opdracht 4 + 5 
blz. 106

Slide 17 - Tekstslide

Tekstverband

Een tekstverband geeft aan wat twee zinnen of twee alinea's met elkaar te maken hebben.

Je kunt het tekstverband herkennen aan signaalwoorden!


Slide 18 - Tekstslide

Ik heb goed geleerd voor de toets. 
Daarna heb ik thee gedronken met mijn vriendin.

De zinnen zijn met elkaar verbonden.
Aan het woordje DAARNA kun je zien wat de zinnen met elkaar te maken hebben. 
Er zit namelijk een tijdsvolgorde in.
Dit noem je een CHRONOLOGISCH verband

Slide 19 - Tekstslide

CHRONOLOGISCH VERBAND

Slide 20 - Tekstslide

Ik heb goed geleerd voor de toets. Eerst heb ik woordjes geleerd en de zinnen heb ik geoefend. Ook heeft moeder me overhoord.

De zinnen zijn met elkaar verbonden. 
Aan de woordjes EERST, EN en OOK kun je zien wat de zinnen met elkaar te maken hebben. 
Er wordt namelijk iets opgesomd.
Dit noem je een OPSOMMEND verband

Slide 21 - Tekstslide

OPSOMMEND VERBAND

Slide 22 - Tekstslide

Ik heb goed geleerd voor de toets, maar ik heb een onvoldoende gehaald.

De zinnen zijn met elkaar verbonden.
Aan het woordje MAAR kun je zien wat de zinnen met elkaar te maken hebben. 
Er zit namelijk een tegenstelling in.
Dit noem je een TEGENSTELLEND verband

Slide 23 - Tekstslide

TEGENSTELLEND VERBAND

Slide 24 - Tekstslide

Het hotel is ook geschikt voor jonge kinderen. Denk aan een kinderopvang en een grote speeltuin.

Tussen de zinnen is een verband. 
Aan de woorden DENK AAN kun je zien wat de zinnen met elkaar te maken hebben. 
Er wordt namelijk iets toegelicht.
Dit noem je een TOELICHTEND verband

Slide 25 - Tekstslide

TOELICHTEND VERBAND

Slide 26 - Tekstslide