§4.4 - De stad van de toekomst

Paragraaf 4.4 - De stad van de toekomst
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Paragraaf 4.4 - De stad van de toekomst

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
Nakijken §4.3
Lesson Up §4.4
Opdrachten maken §4.4

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Stad van de toekomst

  • Kennisstad
  • Creatieve stad
  • Duurzame stad
  • Slimme stad

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Een Smart city maakt maximaal gebruik van digitale technologie
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Zonnepanelen horen
bij een ...
A
sustainable city
B
smart city

Slide 14 - Quizvraag

In de stad werken zowel veel hoogopgeleiden als laagopgeleiden. Het begrip dat hierbij past is
A
monotone arbeidsmarkt
B
gentrification
C
duale arbeidsmarkt
D
kenniseconomie

Slide 15 - Quizvraag

Wat is waar?
Een duale arbeidsmarkt ...
A
komt vaak voor in steden.
B
geeft een verschil in type arbeid weer.
C
gaat over draagkrachtige inwoners van de stad.
D
past bij een kenniseconomie.

Slide 16 - Quizvraag

Wat is GEEN gevolg van gentrificatie?
A
De maatschappelijke segregatie neemt af
B
De ruimtelijke segregatie neemt toe
C
de huizenrpijzen stijgen
D
de oorspronkelijke bewoners moeten vaak verhuizen

Slide 17 - Quizvraag

Wat is gentrificatie?
A
Het opwaarderen van een woonwijk waardoor rijkere mensen in de wijk komen wonen
B
het verslechteren van een wijk, waardoor er meer kansarmen komen wonen.
C
Het opwaarderen van een wijk buiten de steden.
D
Door suburbanisatie komen er meer rijke mensen wonen in de stad.

Slide 18 - Quizvraag

Sociale ongelijkheid is
A
Groot verschil in arm en rijk tussen mensen
B
Verschillen in afkomst
C
Verschillende bevolkingsgroepen leven door elkaar
D
Verschillende bevolkingsgroepen leven gescheiden

Slide 19 - Quizvraag

Welke zin over sociale ongelijkheid is juist?
A
Sociale ongelijkheid heeft te maken met verschillen in welzijn tussen mensen.
B
Sociale ongelijkheid gaat over verschillen in welvaart tussen mensen.
C
Bij sociale ongelijkheid gaat het over het arme westen van de wereld en het rijke zuiden.
D
Sociale ongelijkheid gaat over mensen die werken in de industrie.

Slide 20 - Quizvraag

Wat is ruimtelijke segregatie?
A
Bevolkingsgroepen wonen in aparte woningen.
B
Bevolkingsgroepen wonen apart in een 'eigen' wijk.
C
Het gemengd wonen van bevolkingsgroepen in wijken.
D
Aparte bevolkingsgroepen wonen samen.

Slide 21 - Quizvraag

En nu?
Lezen §4.4
Maken §4.4 - vraag 1 t/m 3

Slide 22 - Tekstslide