KT1 - 2.1.5 Bewegingsapparaat + anatomie huid

Kerntaak 1 theorie




Les 5


1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
Anatomie Fysiologie PathologieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Kerntaak 1 theorie




Les 5


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesindeling
  1. Welkom + Osiris
  2. Lesindeling en lesdoelen
  3. Herhaling vorige les
  4. Nieuwe lesstof
  5. Huiswerk en afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhalen vorige week:
Aan het eind van de les kun je:
Fracturen, osteomyelitis en septische artritis, ziekte van Paget, artrose en artritis, syndroom van Tietze, de ziekte van Bechterew.

De genoemde botten van het skelet in NL en Latijn

Werking van pijnstillende medicatie:
Paracetamol, NSAID, Opioiden

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen van de les
Je kent de anatomie van het skelet

Je weet de stappen in pijnbestrijding

Je begrijpt de lesstof van de afgelopen weken.

Je hebt je kennis over de anatomie van de huid opgefrist

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhalen
  •  Waar zit je pelvis, tibia, fibula en femur?
  • Wat bedoelen we met artrose?
  • Wat is het meest voorkomende letsel van het bewegingsapparaat?
  • Wat is de behandeling bij een epicondylitis lateralis humeri? 
  • Wat is een pathologisch fractuur?

Slide 5 - Tekstslide

pelvis = bekken
tibia = scheenbeen
fibula = kuitbeen
femur= dijbeen

Een inversietrauma is het meest voorkomende letsel van het bewegingsapparaat. 
Een inversietrauma is een enkelverzwikking die kan leiden tot een enkelbanddistorsie, een laterale enkelbandruptuur of een enkelfractuur. 

Epicondylitis lateralis humeri (tennisarm). Behandeling is rust en medium bewegen. 
Stappenplan pijnstilling
Stap 1: paracetamol
Stap 2: NSAID (lokaal via huid of oraal)
Stap 3: zwakwerkend opioïd (tramadol)
Stap 4: sterkwerkend opioïd (morfine, oxycodon)

Afbouwen, advies op thuisarts.nl 

Slide 6 - Tekstslide

stap 2a: Dermaal, bijv. diclofenac gel
Stap 2b: Oraal
NSAID’s
prostaglandinesynthetaseremmer

NSAID’s remmen de aanmaak van prostaglandine. Dit stofje geeft de pijnprikkel door dus als je dat minder hebt wordt de pijnprikkel minder goed doorgegeven. 

Slide 7 - Tekstslide

Bij het pijnproces spelen prostaglandinen een belangrijke rol. Prostaglandinen zijn stoffen die in het lichaam worden gevormd. Ze hebben een belangrijke functie bij het ontstaan van pijnprikkels en het doorgeven van die prikkels aan het centraal zenuwstelsel. De pijnprikkel wordt via zenuwen doorgegeven aan het ruggenmerg en van daaruit verplaatst de prikkel zich naar de hersenen. In de hersenen wordt de prikkel herkend als pijn.
NSAID’s remmen de aanmaak van prostaglandine. Door de vorming (synthese) van prostaglandinen te remmen, vermindert de pijnprikkel. Ze worden dan ook wel prostaglandinesynthetaseremmers genoemd. Alle NSAID’s hebben een pijnstillende werking. Deze middelen hebben daarnaast een ontstekingsremmende (antiflogistisch) en/of een koortsdempende werking (antipyretisch).
De NSAID’s worden gebruikt bij lichte tot matige pijn zoals hoofdpijn, kiespijn, spierpijn of menstruatiepijn. Bovendien worden ze gebruikt bij ontstekingen of pijnlijke aandoeningen van de gewrichten, spieren en pezen, zoals bij schouderklachten, rugklachten of een pijnlijke knie of enkel.

NSAID’s
- acetylsalicylzuur
- carbasalaatcalcium                                                                   Waarom?
- diclofenac
- ibuprofen
- naproxen 

Slide 8 - Tekstslide

prostaglandinesynthetaseremmers.

Een veelvoorkomende bijwerking van NSAID’s is maagklachten. Langdurig gebruik van deze middelen kan zelfs leiden tot een maagzweer. Dit is een gevolg van het werkingsmechanisme; de in het lichaam gevormde prostaglandinen spelen namelijk niet alleen een rol bij het ontstaan van pijn, maar beschermen ook het maagslijmvlies. Als de vorming van het natuurlijke prostaglandine geremd wordt, neemt die beschermende werking af. Daardoor kan het maagzuur het maagslijmvlies gemakkelijker irriteren. Bij langdurige irritaties, of bij patiënten die daarvoor gevoelig zijn, kan dat leiden tot een maagzweer. Deze bijwerking is dan ook niet afhankelijk van de toedieningsweg: ze kan zowel optreden na orale als na rectale toediening. Alleen de directe inwerking op het maagslijmvlies treedt bij rectale toediening niet op.

DMARD's
'diseas-modifying antireumatic drugs'

Duurt meestal 1-6 maanden voordat het werkt

DMARD's bij reuma:
- methotrexaat
- sulfasalazine

Slide 9 - Tekstslide

(staat niet in nieuwe boek, kan je wel tegenkomen op herhaalrecepten) dus wel leren voor de toets.
Precieze werking is niet bekend.
Worden door specialist voorgeschreven

Morfine achtige pijnstillers
Zorgen dat het 'bericht' in de hersenen niet of minder sterk aankomt. Hierdoor voelt de patiënt minder pijn en reageert er rustiger op. Heeft dus invloed op de beleving van pijn.

Morfine en oxycodon

opiumwet 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het bot, de bouw
Botvlies/beenvlies/periost
Stugge aanhechtingsplaats voor pezen en bindweefselbanden. 
Bloedvoorziening
Normaal beenweefsel: 
Osteocyten > botweefsel
Tussencelstof > bestaat voornamelijk uit collagene vezels (eiwit) en calcium
Kraakbeen: 
bevat geen kalkzouten > minder hard en buigzaam

Slide 11 - Tekstslide

Rode beenmerg maakt bloed aan
Gele beenmerg is energiereserve (vetcellen)
Soorten botten
  • Pijpbeenderen: Lang en dun (dijbeen, opperarmbeen)

  • Platte beenderen: Breed en plat (schedel, schouderblad)

  • Onregelmatig gevormde beenderen (rugwervel, bekken)


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pijpbeenderen
Periost
Compact botweefsel
> hard
Diafyse > middenstuk >mergholte > bij volwassenen geel beenmerg > vetopslag
Epifyse > uiteindes > spongieus bot > rood beenmerg > aanmaak o.a. erytrocyten 
epifysaire schijf > groeischijf > botopbouw naar beide kanten > lengtegroei

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Botverbindingen
  1. Bindweefselverbindingen: vb. schedel, tanden in kaakbot
    - Stevigheid en stabiliteit, geen beweging
  2. Kraakbeenverbindingen: vb. ribben, wervelschijven
    - Beperkte beweging, kan veel kracht hebben
  3. Synoviale verbindingen: 'echte gewrichten'
    - Maken grote bewegingen mogelijk

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Synoviale gewrichten
  1. Gewrichtskraakbeen: vangt drukkrachten op

  2. Gewrichtsholte: bevat gewrichtsvloeistof

  3. Gewrichtsvloeistof: 'smeerolie'

  4. Gewrichtskapsel: houdt botten bij elkaar

  5. Bindweefselbanden: versterken botverbinding

Slide 18 - Tekstslide

gewrichtsvloeistof voedt kraakbeen, zorgt voor schokdemping en soepele beweging

Slide 19 - Tekstslide

Slijmbeurs (bursa): zakje gevuld met vloeistof -> schokdemper, zorgt dat pees makkelijker over bot glijdt

Kraakbeenschijf: meniscus -> tussen gewrichtsoppervlakken als schokdemper
  1. Scharniergewricht: Één beweging mogelijk (elleboog)
  2. Kogelgewricht: Kop en kom (heup, schoudergewricht)
  3. Eivormig gewricht: Eivormige kop en kom (pols)
  4. Zadelgewricht: Twee assen (duimgewricht)
  5. Rolgewricht: Botten draaien om elkaar (spaakbeen/ellepijp)
  6. Vlakgewricht: Botten schuiven over elkaar (schouderblad)

Slide 20 - Tekstslide

eivormig gewricht: ellipsoïd gewricht

Klik op titel voor voorbeelden
Ribben en borstbeen
ribben: costae
borstbeen: sternum 
Ribben zitten vast aan wervelkolom.
De bovenste 7 paar ribben zijn aan de voorkant ook nog verbonden met het borstbeen
Het 8ste, 9de en 10de  paar zijn met ribkraakbeen verbonden met het 7de paar, 
Het 11de en 12de paar zitten niet vast aan borstbeen 

Slide 21 - Tekstslide

eivormig gewricht: ellipsoïd gewricht

Klik op titel voor voorbeelden

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem 3 kenmerken van artritis:

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar heb je pijn bij zweepslag en wat is de oorzaak vaak?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vragen?

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik vorig jaar
Wat weet je nog?


Oefenvragen:

Slide 26 - Tekstslide

Epidermis = opperhuid
Dermis= lederhuid (middelste huidlaag)
Onderhuids bindweefsel

Woorden vanuit de klas: ....

Atopisch betekent 'neiging tot allergisch reageren'. Het atopisch syndroom is het geheel van ziekteverschijnselen als gevolg van allergieën waarvan hooikoorts, astma en constitutioneel eczeem de belangrijkste uitingen zijn.
Wat zijn de twee buitenste lagen van de huid?
A
Hoornlaag en opperhuid
B
Lederhuid en kiemlaag
C
Hoornlaag en Kiemlaag
D
Opperhuid en lederhuid

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In een haarzakje zit een talgkliertje
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de lederhuid zitten bloedvaten?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als zweet verdampt op je huid wordt je huid warm
A
Waar
B
Niet waar
C
geen idee

Slide 30 - Quizvraag

als zweet verdampt koelt de huid af
Onderhuids vetweefsel heeft 2 functies;
1. Het zorgt ervoor dat je lichaam warm blijft
2. Vet is reservevoedsel voor je lichaam

A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Haarzakje
Vetcel
Talgklier
Zweetklier
Onderhuids bindweefsel
Lederhuid
Opperhuid
Zweetporie
Haar

Slide 32 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Functies van de huid
1. Bescherming:
  • Tegen uitdroging;
  • Schadelijke stoffen; 
  • Geweld;
  • Bacteriën; 
  • Straling

Slide 33 - Tekstslide

Melkzuur en vetzuur verlaagt de pH van de huid. De zuurgraad zorgt ervoor dat ziekmakende bacteriën zich niet kunnen vermeerderen. 

Niet-ziekmakende bacteriën beschermen tegen groei van ziekmakende bacteriën.

Melanine (pigment) beschermt de huid tegen uv-licht.