Nominativ und Akkusativ

Satzanalyse - bestimme die Satzglieder
Ik eet een appel. 

Ich esse einen Apfel. 
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 4

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Satzanalyse - bestimme die Satzglieder
Ik eet een appel. 

Ich esse einen Apfel. 

Slide 1 - Tekstslide

Satzanalyse - bestimme die Satzglieder
Ik / eet / een appel. //
O      PV       LV


Ich / esse / einen Apfel. //
O         PV           LV 

Slide 2 - Tekstslide

Satzanalyse - bestimme die Satzglieder
Dat is een appel. 

Das ist ein Apfel. 

Slide 3 - Tekstslide

Satzanalyse - bestimme die Satzglieder
Dat / is / een appel. //
O      PV       NWD


Das / ist / ein Apfel. //
O         PV           NWD

Slide 4 - Tekstslide

die Fälle: Nominativ und Akkusativ 
Ich esse einen Apfel. 

Das ist ein Apfel. 

Slide 5 - Tekstslide

die Fälle: Nominativ und Akkusativ 

Slide 6 - Tekstslide

die Fälle: Nominativ und Akkusativ 
Hoe kies je de juiste vorm van het lidwoord? 

- Het geslacht van het woord waar het bij staat. 
- De naamval 

Slide 7 - Tekstslide

die Fälle: Nominativ und Akkusativ 
Hoe weet je welke naamval je nodig hebt? 

- Voorzetsel (mit dem Fahrrad, in die Stadt, in der Stadt)
- Werkwoorden 
- Zinsfunctie 

Slide 8 - Tekstslide

die Fälle: Nominativ und Akkusativ 
Hoe weet je welke naamval je nodig hebt? 

- Voorzetsel (mit dem Fahrrad, in die Stadt, in der Stadt)
- Werkwoorden 
- Zinsfunctie 
Onderwerp = Nominativ 
Lijdend voorwerp = Akkusativ
NWD (met koppelwerkwoord) = Nominativ 

Slide 9 - Tekstslide

Steht das unterstrichene Satzglied im Nominativ oder Akkusativ? 

Slide 10 - Tekstslide

DER STUDENT kauft einen Hut.
A
NOM
B
AKK

Slide 11 - Quizvraag

Du bist EIN MÄDCHEN
A
NOM
B
AKK

Slide 12 - Quizvraag

Die Rechnung hat DER MANN bezahlt.
A
NOM
B
AKK

Slide 13 - Quizvraag

Das Kind trägt EINE TASCHE.
A
NOM
B
AKK

Slide 14 - Quizvraag

Arbeitsbuch S. 102

Slide 15 - Tekstslide

een / geen 

Slide 16 - Tekstslide

Arbeitsbuch S. 102

Slide 17 - Tekstslide

Arbeitsbuch S. 102

Slide 18 - Tekstslide

Arbeitsbuch S. 102

Slide 19 - Tekstslide

Arbeitsbuch S. 102

Slide 20 - Tekstslide

Arbeitsbuch S. 102

Slide 21 - Tekstslide

Arbeitsbuch S. 102

Slide 22 - Tekstslide

Fülle die richtige Form des bestimmten Artikels aus.

Slide 23 - Tekstslide

die Fälle: Nominativ und Akkusativ 

Slide 24 - Tekstslide

Wer kauft ... Brot
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 25 - Quizvraag

und wer bringt ... Kaffee mit
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 26 - Quizvraag

Ich kaufe ... Kaffee
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 27 - Quizvraag

... Kaffee trinke ich immer morgens.
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 28 - Quizvraag

Ich bringe ... Brot mit.
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide

Fülle die richtige Form des unbestimmten Artikel aus (ein oder kein).

Slide 31 - Tekstslide

een / geen 

Slide 32 - Tekstslide

Ich esse gern ... Brötchen mit Salami und du?

Slide 33 - Open vraag

Ich mag ... Salami

Slide 34 - Open vraag

ich habe lieber ... Salat

Slide 35 - Open vraag

Bist du ... Vegetarier

Slide 36 - Open vraag

Nee aber ich liebe ... gesunde Mahlzeit.

Slide 37 - Open vraag

Slide 38 - Tekstslide

Fülle die richtige Form des unbestimmten oder bestimmten Artikel aus. Umkreise ob du einen Nominativ oder Akkusativ benutzt hast. 

Slide 39 - Tekstslide

die Fälle: Nominativ und Akkusativ 

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Übersetze die unterstehenden Sätzen. Achte auf die Grammatik. 

Slide 42 - Tekstslide

Ik drink 's ochtends een beker chocomelk.

Slide 43 - Open vraag

Ich trinke morgens einen Becher Kakao / Schokoladenmilch. 

Slide 44 - Tekstslide

Ik eet elke ochtend een banaan.

Slide 45 - Open vraag

Ich esse jeden Morgen eine Banane. 

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide