Elektriciteit 2V

Anton heeft drie identieke lampjes. Ze zijn parallel aangesloten op een batterij. Één van de lampje gaat kapot. Voor de andere twee lampjes geldt nu..
A
Die gaan ook uit.
B
Die gaan feller branden.
C
Die gaan minder fel branden.
D
Die blijven even fel branden.
1 / 16
volgende
Slide 1: Quizvraag
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Anton heeft drie identieke lampjes. Ze zijn parallel aangesloten op een batterij. Één van de lampje gaat kapot. Voor de andere twee lampjes geldt nu..
A
Die gaan ook uit.
B
Die gaan feller branden.
C
Die gaan minder fel branden.
D
Die blijven even fel branden.

Slide 1 - Quizvraag

Weerstand
De weerstand van een component bepaald hoeveel stroom er doorheen kan gaan. 

Als er bij een parallelschakeling met identieke lampjes een lampje stuk gaat of extra parallel wordt aangesloten, verandert alleen de totale stroom. De stroom door ieder lampje blijft gelijk.

Slide 2 - Tekstslide

Welk(e) lampje(s) gaat/gaan uit als ik lamp 1 los draai?
A
Lamp 2, 3 en 4
B
Lamp 4
C
Lamp 2 en 3
D
Geen van de lampjes

Slide 3 - Quizvraag

Welk(e) lampje(s) gaat/gaan uit als ik lamp 2 los draai?
A
Lamp 1, 3 en 4
B
Lamp 1 en 3
C
Lamp 3
D
Lamp 1 en 4

Slide 4 - Quizvraag

Welk(e) lampje(s) gaat/gaan uit als ik lamp 1 los draai?




Door lamp 1 los te draaien is er geen gesloten stroomkring meer te vinden. Er gaat dus door geen enkel lampje een stroom lopen met als gevolg dat alle lampjes uit zijn.

Slide 5 - Tekstslide

Welk(e) lampje(s) gaat/gaan uit als ik lamp 2 los draai?




Door lamp 2 los te draaien is er nog steeds een gesloten stroomkring via lamp 1 en lamp 4. Deze twee lampen blijven dus branden, lamp 3 gaat uit.

Slide 6 - Tekstslide

Op welk(e) punt(en) in deze schakeling is de stroomsterkte het grootst?
A
Door lampje 1
B
Door lampje 2
C
Door lampje 3
D
Door lampje 4

Slide 7 - Quizvraag

Op welk(e) punt(en) in deze schakeling is de stroomsterkte het grootst?



Lamp 2 en 3 krijgen net als lamp 4 maar een gedeelte van de totale stroom.
Alle stroom die van de batterij weggaat, begint of gaat uiteindelijk door lamp 1. 

Slide 8 - Tekstslide

Stroom(sterkte)
De hoeveelheid deeltjes die (per seconde) langs een punt stromen.

Slide 9 - Tekstslide

Weerstand
Hoe makkelijk of moeilijk de deeltjes ergens doorheen kunnen stromen.

Slide 10 - Tekstslide

Spanning
De hoeveelheid elektrische energie elk deeltje vervoert.

Slide 11 - Tekstslide

Vermogen (nieuw!)
Apparaten verbruiken elektrische energie.
De hoeveelheid energie die een apparaat per seconde gebruikt, noem je vermogen.

Slide 12 - Tekstslide

Vermogen (nieuw)
Vermogen kun je niet direct meten maar wel uitrekenen met een formule:

vb: 
Een lampje is aangesloten op een spanningsbron van 24 V. De stroomsterkte blijkt 0,4 A te zijn. Het vermogen dat het lampje dan krijgt, is: 

P=UI
240.4=9.6W

Slide 13 - Tekstslide

Hoeveel stroom gaat er door een lamp van 10 W als deze is aangesloten op een spanningsbron van 24 V?

Slide 14 - Open vraag

Door een lamp van 12 W loopt een stroom van 710 mA. Hoe groot is de spanning over dit lampje?

Slide 15 - Open vraag

Zelf aan de slag

Maak opdrachten: 33, 45, 46, 47, 48
Klaar?
Ga aan de slag met de test jezelf van paragraaf 1, 2 of 3 via digitale methode.
PW H5 op donderdag 8 februari!!

Slide 16 - Tekstslide