Thema 1, week 1 Les 4 de tsam van een werkwoord

1 / 22
volgende
Slide 1: Video
TaalBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Werkwoord

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het onderstreepte woord?

Wij lopen naar school.


A
Wij
B
lopen
C
naar
D
school

Slide 3 - Quizvraag

Wat is jet onderstreepte woord?

Wij fietsen naar huis.


A
Wij
B
fietsen
C
naar
D
huis

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

bezorgen
Schrijf de ik-vorm op je wisbord.

Ik .............

Slide 6 - Tekstslide

lopen
Schrijf de ik-vorm op je wisbord.

Ik .............

Slide 7 - Tekstslide

fietsen
Schrijf de ik-vorm op je wisbord.

Ik .............

Slide 8 - Tekstslide

Wat ga jij vandaag leren?

Slide 9 - Open vraag

Werkwoorden in de tegenwoordige tijd
werkwoord: roepen

ik-vorm -  ik roep                dit is de stam
hij-vorm - hij roep          dit is de stam + t
wij-vorm - wij roepen      dit is het hele werkwoord

Slide 10 - Tekstslide

Wat is de stam (ik-vorm) van het werkwoord
Ik gooi met de bal.

Slide 11 - Open vraag

Wat is de stam (ik-vorm) van het werkwoord
Ik spring van de kruk.

Slide 12 - Open vraag

Wat is de stam (ik-vorm) van het werkwoord
Zwem ik in het water?

Slide 13 - Open vraag

Wat is de stam (ik-vorm) van het werkwoord
Loop ik in het school?

Slide 14 - Open vraag

Werkwoorden in de tegenwoordige tijd
werkwoord: logeren

ik-vorm - ik logeer            dit is de stam
hij-vorm - hij logeer      dit is de stam + t
wij-vorm - wij logeren     dit is het hele werkwoord

Slide 15 - Tekstslide

Wat is de stam (de ik-vorm) ?
Saskia logeert bij haar opa en oma.
A
logeer
B
logeert
C
logeren

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de stam (de ik-vorm) ?
Zij lopen op straat.
A
loop
B
loopt
C
lopen

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de stam (ik-vorm) van het werkwoord?
rijgen

Slide 18 - Open vraag

Wat is de stam (ik-vorm) van het werkwoord?
roepen

Slide 19 - Open vraag

Werkwoorden in de tegenwoordige tijd
werkwoord: graven

ik-vorm - ik graaf              dit is de stam
hij-vorm - hij graaf        dit is de stam + t
wij-vorm - wij lgraven     dit is het hele werkwoord

Slide 20 - Tekstslide

Wat is de stam (ik-vorm) van het werkwoord?
graven

Slide 21 - Open vraag

aan het werk
 Thema 1, week 1
Les 4

Opgave 3
Opgave 2
Klaar = plussen

Slide 22 - Tekstslide