week 4 klas a2a


  • lessonup klascode
  • la grammaire - bijvoeglijk nmw
  • Lire et écrire
Le but: à la fin de ce cours:
  • kan ik een persoon beschrijven
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les


  • lessonup klascode
  • la grammaire - bijvoeglijk nmw
  • Lire et écrire
Le but: à la fin de ce cours:
  • kan ik een persoon beschrijven

Slide 1 - Tekstslide

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord in het Frans
Meestal ACHTER het zelfstandig naamwoord 
Behalve bij de woorden:
beau, belle - mooi (un beau chien)
bon, bonne - lekker, goed (une bonne note)
joli - mooi, leuk (une jolie fille)
grand - groot (un grand acteur)
petit - klein (une petite chambre)
nouveau, nouvelle - nieuw (une nouvelle amie)
vieux, vieille - oud (un vieux jean)




Schrijf op

Slide 2 - Tekstslide

mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
petit
petite
meervoud
petits
petites
Schrijf op!

Slide 3 - Tekstslide

Vorm: uitzonderingen
Als het bn eindigt op
Man. enk
Vrouw. enk
Mmv
Vmv
e
-
-
+s
+s
s
-
+e
-
+es
x
-
==> se
-
==> ses
f
-
==>ve
+s
==>ves

Slide 4 - Tekstslide

m ev- woord start met klinker of stomme h
vieux - vieil    nouveau - nouvel     beau - bel

une nouvelle/belle amie
un nouvel/bel ami

une vieille amie
un vieil ami


Slide 5 - Tekstslide

Een bijvoeglijk naamwoord....
A
zegt iets over een zelfstandig naamwoord
B
zegt iets over een werkwoord

Slide 6 - Quizvraag

Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 7 - Quizvraag

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord: (algemene regel)
A
achter het zelfstandig nw
B
voor het zelfstandig nw

Slide 8 - Quizvraag

De uitgangen van het bijvoeglijke naamwoord
Mannelijk meervoud
Vrouwelijk enkelvoud
Mannelijk enkelvoud
Vrouwelijk meervoud
+ s
+ niks
+ es
+e

Slide 9 - Sleepvraag

Het bijvoeglijk naamwoord kan 4 vormen hebben
Mannelijk
Vrouwelijk
Enkelvoud
Meervoud
grande
grandes
grand
grands

Slide 10 - Sleepvraag

komt het bijvoeglijk naamwoord voor of achter het zelfstandig naamwoord?
VOOR
ACHTER
adorable 
néerlandais 
bon
grand
facile
beau
noir

Slide 11 - Sleepvraag

op welke plaats komt het bijvoeglijk naamwoord? voor of achter het zelfstandig naamwoord?
une fille (grande)
A
voor
B
achter

Slide 12 - Quizvraag

op welke plaats komt het bijvoeglijk naamwoord? voor of achter het zelfstandig naamwoord?
un ami (nouvel)
A
voor
B
achter

Slide 13 - Quizvraag

op welke plaats komt het bijvoeglijk naamwoord? voor of achter het zelfstandig naamwoord?
un pantalon (bleu)
A
voor
B
achter

Slide 14 - Quizvraag

op welke plaats komt het bijvoeglijk naamwoord? voor of achter het zelfstandig naamwoord?
une maison (moderne)
A
voor
B
achter

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord: bleu?
A
Elle porte une robe bleue.
B
Elle porte une robe bleus.
C
Elle porte une robe bleu.

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord: rouge?
A
Il porte une jupe rougee.
B
Il porte une jupe rouge.
C
Il porte une rouge jupe
D
Il porte une rougee jupe.

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord: gris?
A
Il porte une chemise gris.
B
Il porte une grise chemise.
C
Il porte une chemise grise.
D
Il porte une gris chemise.

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord: grand?
A
Elle est une grand fille
B
Il a une grandes voiture
C
Elle a une grande chambre

Slide 19 - Quizvraag

wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord: heureux?
A
Monique est très heureux
B
Monique est très heureus
C
Monique est très heureuse
D
Monique est très heureuxs

Slide 20 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
La plage est beau.
B
La plage est beaux.
C
La plage est belle.
D
La plage est belles.

Slide 21 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in:
Mon _________________ ami
A
nouveau
B
nouvel
C
nouvelle

Slide 22 - Quizvraag

Complète la phrases:
Madame Legrand est une prof très _______ (oud)
A
vieux
B
vieuxe
C
vieilles
D
vieille

Slide 23 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in:
la ______________ grand-mère
A
vieux
B
vieille
C
veielle
D
vieilles

Slide 24 - Quizvraag

Et maintenant
2 routes - zelf nakijken. Samen maken en nakijken.

Werken aan huiswerk (zie laatste slide)

Slide 25 - Tekstslide


zelfstandig nakijken
aan slag met huiswerk

Aan de slag/huiswerk:
Lees tekst blz 111
maken exercices 27, 28
blz 112 

Samen nakijken
huiswerk thuis

huiswerk:
Lees tekst blz 111
maken exercices 27, 28
blz 112 
2 routes
Leren apprendre 4 en 6, werk aan je vlog

Slide 26 - Tekstslide

Les devoirs
Faire (maken)
- 16 d blz 104
Apprendre (leren):
leren apprendre 5
Ammener (meenemen)
- spullen voor vlog

Slide 27 - Tekstslide

Exercice 16a page 101

Slide 28 - Tekstslide

Exercice 16c page 103

Slide 29 - Tekstslide

exercice 16 c -2
1 délicieuse
 2 folle
 3 beaux
 4 spéciaux
 5 blanche
 6 neuve
 7 nouvel
 8 vieil

exercice 16 c - 3
1 B
 2 B
 3 A
 4 A
 5 B

Slide 30 - Tekstslide