SCF 4H ECO H7 en H8 Quiz

4 HAVO

Dinsdag 20 mei 2025

Laatste les voor de toets H7 & H8
1 / 160
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 160 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

4 HAVO

Dinsdag 20 mei 2025

Laatste les voor de toets H7 & H8

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma vandaag
  • Checks + uitwerkingen eind van de dag in Teams
  • D-toets + uitwerkingen staan al in Teams
  • Inhaal Checks H7 en/of H8 vandaag 15:30 lokaal 019
  • Kennen & Kunnen lijst + Begrippenlijst staan al in Teams
  • Vragen tot zover?
  • Start Quiz H7 & H8 (met prijsje voor de winnaar)
  • Laatste toetstips

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Quiz 4 HAVO
Ter voorbereiding op de toets

H7 Samenwerken
&
H8 Onderhandelen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7.1 Het gevangenendilemma

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deelvraag
Welk dilemma bestaat er bij de keuze tussen samenwerken en concurreren?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Speltheorie

Producenten en consumenten moeten veel keuzes maken

We gebruiken in de economie vaak economiespellen om een echte situatie in theorie na te bootsen.

Dit heet speltheorie.


Speltheorie: wiskundige manier om keuzeproblemen op te lossen. Gaat over gedrag van mensen. 



Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het gevangenendilemma

Het gevangenendilemma (prisoners dilemma) is een klassiek voorbeeld uit de speltheorie.


Het gevangenendilemma is een denkbeeldig probleem waar 'partijen' tegenaan zouden kunnen lopen. 


Als je kiest voor eigen belang, is dat niet altijd de optimale uitkomst


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevangenendilemma
Een gevangenendilemma is een simultaan spel met twee kenmerken:

  • Beide spelers hebben een dominante strategie.
  • Als beide partijen hun dominante strategiën volgen, is de uitkomst niet optimaal.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dominante strategie
We gaan ervan uit dat ‘spelers’ kiezen voor hun eigen belang: dominante strategie

Dit is de strategie die het meeste oplevert ongeacht de keuze van de andere partij


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Gevangenendilemma
Hoe komt het gevangenendilemma terug in de economie?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prijzenoorlog
Prijzenoorlogen: strategie van bedrijven om door middel van prijsverlagingen klanten te winnen.

Prijsverlaging van ene bedrijf lokt vaak dezelfde reactie op van de concurrent --> Het ontstane voordeel verdwijnt dan weer

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfbinding of Samenwerking
In Nederland mogen bedrijven geen afspraken met elkaar maken om de concurrentie te beperken (geen prijsafspraken maken / geen Kartel vormen). Dit is in het belang van de consument.

Bij zelfbinding maakt een bedrijf vooraf al bekend wat het gaat doen bij een dilemma!

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaald spelen & reputatie
Bij herhaald spelen weten spelers wat de 'concurrent' in de vorige ronde heeft gedaan.

Er is een reputatie opgebouwd: slechte reputatie --> Persoon is niet te vertrouwen

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is dit een gevangenendilemma?
A
Ja, want ze kunnen allebei beter
B
Nee

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de uitkomst van het herhaaldelijk spelen van een gevangenendilemma?
A
eindelijk het optimale evenwicht
B
er zijn geen dominante strategieën meer
C
nog steeds een gevangenendilemma
D
men krijgt een reputatie

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is dit een gevangenendilemma?
A
Nee, de uitkomst is optimaal voor beiden
B
Ja, de uitkomst is niet-optimaal voor één van de twee
C
Nee de uitkomst is niet-optimaal voor beiden
D
Ja, de uitkomst is niet-optimaal voor beiden

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Om het gevangenendilemma op te lossen kan je zelfbinding gebruiken. Wat is zelfbinding?
A
Het belang van de lage prijzen
B
het is een wiskundige manier om keuzeproblemen op te lossen
C
dan maakt een bedrijf van tevoren bekend wat ze gaan doen bij een dilemma
D
Afspraken tussen twee partijen om de uitkomst zo positief te krijgen

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een simultaan spel..........
A
nemen de deelnemers omstebeurt deel aan het spel
B
komen ze altijd uit op een dominante strategie
C
levert de dominante strategie de beste uitkomst
D
beide partijen nemen gelijktijdig de beslissing over de te volgen strategie

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een gevangenendilemma is er …..
A
altijd sprake van een dominante keuze
B
geen cel waar beide partijen beter af zijn
C
sprake van een inelastische vraag
D
nooit sprake van meeliftgedrag

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
7.1 Het gevangenendilemma
Maken opdr. 1 t/m 5
Nakijken

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7.2 Prijzenoorlog of samenwerken

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nog van het gevangenendilemma?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

voorspellen uitkomst spelmatrix

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorspellen uitkomst spelmatrix 
en beoordelen gevangenendilemma
als A wel dan B wel want 20>15; als A niet dan B wel want 60>35 
als B niet dan A wel want 60>35; als B wel dan A wel want 20>15
dus (wel;wel) is evenwicht in dominante strategieën maar niet beste uitkomst want (35;35) is voor beide beter dan (20;20)

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deelvraag
Welke voor- en nadelen zijn verbonden aan samenwerking vergeleken met een prijzenoorlog?

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prijzenoorlog
Prijzenoorlogen: strategie van bedrijven om door middel van prijsverlagingen klanten te winnen.

Prijsverlaging van ene bedrijf lokt vaak dezelfde reactie op van de concurrent --> Het ontstane voordeel verdwijnt dan weer

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling van een spel
Door een spel te herhalen wordt de uitkomst beïnvloed. De kans op een bepaalde uitkomst kan veranderen.

Slide 30 - Tekstslide

Geef aan dat herhaling een belangrijke rol speelt bij het voorspellen van speluitkomsten.
Vergeldingsstrategie
Een vergeldingsstrategie kan helpen om een prijsafspraak in stand te houden. Dit betekent dat als een speler zich niet aan de afspraak houdt, de andere speler ook niet meer bereid is om zich aan de afspraak te houden.

Slide 31 - Tekstslide

Leg uit wat een vergeldingsstrategie is en hoe deze kan helpen om een prijsafspraak in stand te houden.
Waarom zijn beide spelers bij een gevangenendilemma gezamenlijk slechter af?
A
Omdat beide spelers altijd verliezen
B
Omdat beide spelers voor eigen belang kiezen
C
Omdat beide spelers te weinig tijd hebben
D
Omdat beide spelers niet weten wat ze moeten doen

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarvan is de uitkomst van een gevangendendilemma afhankelijk?
A
De keuze van de scheidsrechter
B
De kleur van de spelers
C
De keuzes van beide spelers
D
De keuze van slechts één speler

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling van een gevangendendilemma
Als een gevangendendilemma een eindig aantal keer herhaald wordt, kan dit leiden tot een andere uitkomst dan wanneer het spel maar één keer gespeeld wordt.

Slide 34 - Tekstslide

Leg uit hoe herhaling van een gevangendendilemma de uitkomst kan beïnvloeden.
Vijf manieren om uit het gevangenendilemma te komen

Kijken naar collectieve opbrengsten
Zich gedragen volgens een sociale norm
Zelfbinding
Collectieve dwang
Herhaald spel

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zonder herhalingen
Bij een gevangendendilemma zonder herhalingen is er minder ruimte voor vergelding. Spelers kunnen geen vergeldingsstrategieën toe te passen.

Slide 36 - Tekstslide

Leg uit waarom vergelding minder effectief is bij een gevangendendilemma met een eindig aantal herhalingen.
Oneindig aantal herhalingen
Herhaling van het gevangenendilemma zonder laatste ronde (eeuwig gespeeld).
Uitkomst: er kan altijd gedreigd worden met vergelding. Ofwel: het uitdelen van een toekomstige straf als de afspraak in de huidige spelronde niet wordt nageleefd.

Slide 37 - Tekstslide

Leg uit waarom vergelding meer effectief is bij een gevangendendilemma met een oneindig aantal herhalingen.
Tit for Tat strategie
De Tit for Tat strategie is een vergeldingsstrategie waarbij de speler dezelfde keuze maakt als de andere speler in de vorige ronde. Deze strategie kan effectief zijn bij een oneindig aantal herhalingen.

Slide 38 - Tekstslide

Leg uit wat de Tit for Tat strategie is en waarom deze effectief kan zijn bij een oneindig aantal herhalingen.
Gevolgen van de Tit for Tat strategie
De Tit for Tat strategie kan leiden tot samenwerking als beide spelers zich aan de afspraken houden. Maar als één speler zich niet aan de afspraak houdt, kan dit leiden tot een spiraal van vergelding.

Slide 39 - Tekstslide

Leg uit wat de gevolgen kunnen zijn van de Tit for Tat strategie.
Wat zijn de gevolgen van de Tit for Tat strategie?
A
De strategie leidt altijd tot vergelding.
B
De strategie kan leiden tot samenwerking als beide spelers zich aan de afspraken houden, maar als één speler zich niet aan de afspraak houdt kan dit leiden tot een spiraal van vergelding.
C
De strategie leidt altijd tot samenwerking.
D
De strategie is niet effectief bij een oneindig aantal herhalingen.

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er als de andere speler zich niet aan de afspraak houdt bij de Tit for Tat strategie?
A
De speler blijft zich aan de afspraak houden.
B
De speler wisselt af tussen wel en niet zijn kleding in de uitverkoop doen.
C
De speler doet zijn kleding ook in de uitverkoop.
D
De speler houdt zich vanaf dan niet meer aan de afspraak en doet altijd zijn kleding in de uitverkoop.

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de Tit for Tat strategie?
A
Een strategie waarbij de speler altijd zijn kleding in de uitverkoop doet.
B
Een strategie waarbij de speler willekeurige keuzes maakt.
C
Een vergeldingsstrategie waarbij de speler dezelfde keuze maakt als de andere speler in de vorige ronde.
D
Een strategie waarbij de speler altijd zijn kleding niet in de uitverkoop doet.

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Surplus
Er kan een prijzenoorlog ontstaan waar eigenlijk alleen de klant het meeste profijt van heeft.  
-> consumentensurplus +
-> producentensurplus -

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kartelvorming
Een kartel is een (verboden) afspraak tussen bedrijven over de te hanteren prijs, productie en/of de verdeling van de markt:

- Prijskartel
- Productiekartel
- Rayonkartel

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PRIJSKARTEL
Bedrijven hebben prijsafspraken gemaakt of informatie over prijzen met elkaar gedeeld

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Productiekartel
Een productiekartel is wanneer rivaliserende bedrijven samenwerken om een bepaalde productiehoeveelheid te handhaven en zo de markt te controleren.

Dit wordt ook een quotum kartel genoemd

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rayonkartel
Een rayonkartel is een afspraak waarbij aanbieders de afzetmarkt geografisch verdelen.

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maatregelen?
Mededingingswet = verbod op kartelvorming

ACM = Autoriteit Consument & Markt

Clementieregeling = melder van het kartel krijgt zelf geen straf

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prijsafspraken zijn verboden, dit wordt ook wel een kartel genoemd. Wie houdt hier toezicht op namens de overheid?
A
Consumentenbond
B
Geschillencommissie
C
ACM
D
KVN

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een kartel?
A
Een groep bedrijven die prijsafspraken maakt
B
Een groep ministers die afspraken maken
C
Een groep mensen die demonstreren
D
Een groep werknemers die een CAO willen

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het doel van bedrijven om een quotum kartel af te spreken?
A
door productiebeperking wordt de prijs hoger
B
door minder op de markt te zetten, zijn kosten lager
C
de industrie heeft niet genoeg medewerkers
D
De concurrentie wordt hoger, dus prijs daalt

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Lezen 7.2
Maken 6 t/m 10
Nakijken

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7.3 Dwang bij collectieve producten

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deelvraag
Hoe grijpt de overheid in als individuele belangen het algemene belang kunnen schaden?

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Collectieve goederen
  • Individuele goederen - producten die kunnen worden gesplitst in individueel leverbare eenheden, waarvoor een prijs gevraagd kan worden
  • Collectieve goederen - producten die niet gesplitst kunnen worden in individuele eenheden
  • Quasi-collectieve goederen - wanneer de overheid een individueel product aanbiedt

Slide 55 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Collectieve goederen
Collectieve goederen zijn goederen die door de overheid geregeld en onderhouden worden (iedereen betaalt eraan mee)  en voor iedereen beschikbaar zijn.





Voorbeeld collectief goed:
Straatverlichting: je kunt niet per persoon een rekening sturen voor het gebruik van bepaalde straatverlichting én je kunt mensen er niet van weerhouden om de straatverlichting te gebruiken.
Collectieve goederen zijn niet-uitsluitbaar en niet-rivaliserend:
Niet-uitsluitbaar = je kan mensen het recht niet ontzeggen, het is voor iedereen beschikbaar. 
  vb. De politie is er voor iedereen, je kan niemand hulp van de politie ontzeggen
Niet-rivaliserend = Als iemand er al gebruikt van maakt, kan een ander dat ook nog steeds.
  vb. Een dijk is er ter bescherming tegen het water. We hoeven niet te vechten om bescherming, iedereen wordt erdoor beschermd.

Slide 56 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Individuele goederen
Individuele goederen = Producten of diensten voor jou als individu. Vaak worden deze door het bedrijfsleven geleverd.

    vb. Bijna alles wat je koopt: elektriciteit, film in de bios, taart bij de bakker, abbo Netflix.


Slide 57 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevangenendilemma Collectieve goederen


Dominante strategie: Niet bijdragen
Nash Evenwicht: ( Niet bijdragen, Niet bijdragen )

Daarom collectieve dwang via belastingheffing

Slide 58 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Collectieve goederen en het gevangenendilemma
Waarom moet de overheid daarvoor zorgen?

Er zijn geen aanbieders te vinden door het gevangenendilemma: Het individu profiteert niet van de productie, terwijl het collectief dit wel doet door middel van positieve externe effecten.

Slide 59 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolg:
Meeliftgedrag: gedrag dat een speler opbrengsten levert, zonder dat de speler daarvoor betaald heeft.

Slide 60 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Straatverlichting. Opbrengst iedere speler: 10, Kosten totaal: 14. Door het externe effect, levert het 10 per speler op, terwijl het per speler maar 7 kost.



Slide 61 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

externe effecten, overheidsingrijpen
Extern effect: 
effect als gevolg van 
productie en consumptie

Negatieve externe effecten &  
positieve externe effecten

Slide 62 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Collectieve dwang
Collectieve dwang kan via twee manieren:
- via de belasting: alleen de overheid kan mensen verplichten te betalen voor collectieve goederen, omdat ze mensen kan dwingen te betalen via de belastingen.
- een contract afsluiten: men kan elkaar zo aan afspraken houden.

Slide 63 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meeliftersgedrag - freerider
collectieve dwang
Meeliftersgedrag

Slide 64 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de uitkomst (evenwicht)?
A
Beide geen uitverkoop
B
Boerkoel wel, Van Erp geen uitverkoop
C
Van Erp wel, Boerkoel geen uitverkoop
D
Beide wel uitverkoop

Slide 65 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is dit een gevangenendilemma?
A
Ja
B
Nee

Slide 66 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van
collectieve dwang?
A
Belasting
B
Meeliftgedrag
C
Zelfbinding
D
Kijken naar collectieve opbrengsten

Slide 67 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 68 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
7.3 Dwang bij collectieve producten
Maken opdr. 11 t/m 15
Nakijken!

Slide 69 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7.4 Emotie en economie

Slide 70 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Door collectieve dwang of zelfbinding kan een gevangenendilemma worden voorkomen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 71 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een juist voorbeeld van een collectief goed?
A
de straatverlichting
B
een auto
C
een potlood
D
het onderwijs

Slide 72 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De overheid geeft veel geld uit aan collectieve goederen. Voor wie zijn de collectieve goederen bestemd?
A
burgers
B
ambtenaren
C
rijksoverheid
D
rijk, provincie, gemeente

Slide 73 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jan is docent, hij is geen lid van een vakbond. Er zijn wijzigingen in het CAO waardoor Jan ineens recht heeft op het doen van een studie van uit school en gaat hiervoor. Is hier spraken van meeliftgedrag?
A
Nee, vakbonden zijn er voor iedereen
B
Ja, Jan is geen lid van een vakbond maar krijgt nu wel een studie
C
Nee, dit is afgesproken voor heel Nederland
D
Ja, Jan heeft zelf niet onderhandeld.

Slide 74 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deelvraag
Waarom reageren mensen economisch niet altijd rationeel, maar soms emotioneel?

Slide 75 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Battle of the sexes

Het spel ‘battle of the sexes’ is een economiespel waarbij er twee evenwichten ontstaan en de oplossing dus gezocht moet worden in andere factoren (waarover onderhandelt moet worden). 


Slide 76 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld: battle of the sexes
Freddy en Carly besluiten hoe ze hun vrije dag gaan besteden:
- Carly wil graag naar de opera
- Freddy wil graag naar een voetbalwedstrijd
- Freddy houdt meer van voetbal, Carly houdt meer van opera
(een bezoek aan de voorkeursactiviteit = +1 punt)
- Ze gaan liever samen dan gescheiden
(samen = +1 punt ; gescheiden = 0 punten)

Slide 77 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hierdoor ontstaat de volgende opbrengstenmatrix:





Slide 78 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hierdoor ontstaat de volgende opbrengstenmatrix:



Door de streepjes te zetten (best-response methode), komen we op twee evenwichten: (opera, opera) en (voetbal, voetbal).

Omdat beide spelers geen dominante strategie hebben ontstaat nu een dubbel Nash-evenwicht. Dit is dan ook het kenmerkende aan de situatie die we omschrijven als ‘Battle of the sexes.’ 
Deze situatie kent daarom geen duidelijke oplossing.

Slide 79 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De oplossing van een spel met twee uitkomsten kan (ook) worden gevonden in het meenemen van verzonken kosten.
Verzonken kosten zijn kosten die je maakt en die niet teruggedraaid kunnen worden. 

Slide 80 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als je bijvoorbeeld als bakker kosten maakt door een nieuwe oven aan te schaffen, zijn dit geen verzonken kosten. Je kunt immers de oven weer verkopen en zo de kosten als het ware ‘terugdraaien’. Als je echter een medewerker een cursus laat volgen, kun je de kosten daarvan niet meer terugdraaien. Hoe kun je ‘verleden tijd’ verkopen?

De getallen in de matrix veranderen door het meenemen van verzonken kosten, zodat er maar één evenwicht ontstaat.

Slide 81 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld: verzonken kosten & matrix
Stel dat Carly (uit het vorige voorbeeld) een galajurk heeft gekocht voor het bezoek aan de opera.

Die jurk kan niet meer worden teruggebracht naar de winkel en is duidelijk niet geschikt om te dragen naar een voetbalwedstrijd.

Slide 82 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dit verandert de opbrengstenmatrix voor Carly (voetbal krijgt nu punt minder en opera punt er bij) en ook de uitkomst van de situatie:





Slide 83 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dit verandert de opbrengstenmatrix voor Carly (voetbal krijgt nu punt minder en opera punt er bij) en ook de uitkomst van de situatie:




Door de jurk krijgt Carly een dominante strategie. Zij zal altijd kiezen voor de opera, wat Freddy ook zal doen. Hierdoor ontstaat er een enkel Nash-evenwicht. 

Slide 84 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ultimatumspel
Bij het ultimatumspel gaat het erom dat één persoon als eerste kiest en de tweede persoon mag accepteren of afwijzen. Zie voorbeeld boek.

Slide 85 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eerste keus: opbrengstenboom
Neem weer het voorbeeld van het getrouwde stel, Jan en Jannie, dat moet beslissen hoe ze de avond willen doorbrengen. 
Jan wil het liefst thuis voetbal kijken en Jannie wil uit eten. Maar het belangrijkste vinden ze samen zijn.

Slide 86 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij een gelijktijdig spel waren er twee evenwichten:




Maar stel nu dat ze niet gelijktijdig, maar na elkaar beslissen. Dan maakt komt er wel één evenwicht tot stand, maar het maakt wel uit wie er als eerste kiest.

Slide 87 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stel, Jannie kiest als eerste. 
Dan wordt is de 
opbrengstenboom:

Het evenwicht ligt bij 
(uit eten, uit eten), wat 
de voorkeur heeft van Jannie. 

Je kunt laten zien wanneer echter Jan als eerste kiest, het evenwicht bij (voetbal, voetbal) zal liggen.

Slide 88 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rationeel of emotioneel
Rationeel: de best overgebleven optie kiezen.

Emotioneel: het weigeren van de optie om de tegenspeler niet het voordeel te geven wat ze willen nemen.
Komt vaker voor bij spelers die elkaar niet kennen.

Dictatorspel: speler 2 kan niet weigeren.

Slide 89 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de dominante strategie?
A
1400; 1400
B
800 ; 1800
C
1800; 800
D
1000; 1000

Slide 90 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verzonken kosten
A
zijn specifiek van aard maar goed terug te verdienen
B
zijn specifiek van aard maar niet goed terug te verdienen
C
zijn algemeen van aard maar goed terug te verdienen
D
zijn algemeen van aard maar niet goed terug te verdienen

Slide 91 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
7.4 Emotie en economie
Maken opdr. 16 t/m 20
Nakijken

Slide 92 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.1 Onderhandelen

Slide 93 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deelvraag
Welke factoren zijn van invloed op onderhandelingen?

Slide 94 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Door samenwerking kan een gevangenendilemma worden voorkomen
A
juist
B
onjuist

Slide 95 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is hier sprake van een gevangendilemma?
A
Nee. De uitkomst is optimaal
B
Nee. Er is sprake van korting
C
Ja. Want er is sprake van een suboptimaal evenwicht
D
Ja. Want ze hebben beiden een dominante strategie

Slide 96 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Onderhandeling
Proces waarbij twee of meer partijen proberen om tot een gezamenlijke overeenkomst te komen. 
Afhankelijk van de hoeveelheid aanbieders in een markt. 

Slide 97 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderhandelen
Welke factoren zijn van invloed op onderhandelingen?
  •  Het belang voor de partijen
  • De (relatieve) grootte van de onderhandelingspartijen
  • De mate van samenwerking binnen de onderhandelingspartijen
  • De mogelijke alternatieven van de partijen
  • Verdeling surplus (arbeidsmarkt: werkgevers vs werknemerssurplus)

Slide 98 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verzonkenkosten
  • Investering die bij het stoppen van de productie of het verbreken van de samenwerking niet meer kunnen worden terugverdient.
  • Verhogen de geloofwaardigheid bij samenwerking
  • Kunnen leiden tot berovingsprobleem

Slide 99 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Berovingsprobleem
 Door verzonken kosten / specifieke investering ontstaat een berovingsprobleem. Degene die een specifieke investering heeft gedaan, wordt ‘chantabel’. Een ander kan dreigen deze persoon te ‘beroven’ van zijn investering. 

Slide 100 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Invloed van verzonken kosten op economiespellen
Verzonken kosten zijn kosten die niet kunnen worden terugverdiend als een speler besluit om zich terug te trekken uit een spel.

Verzonken kosten kunnen de uitkomsten van economiespellen beïnvloeden. Spelers kunnen vast blijven houden aan een bepaalde uitkomst vanwege de gemaakte verzonken kosten.

Slide 101 - Tekstslide

Leg uit hoe verzonken kosten de uitkomsten van economiespellen kunnen beïnvloeden. Bespreek ook waarom spelers vast kunnen blijven houden aan een bepaalde uitkomst vanwege de gemaakte verzonken kosten.

Slide 102 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oplossing: sociale normen
Sociale normen kunnen helpen om het berovingsprobleem op te lossen. Als er sociale normen zijn die het stelen van investeringen afkeuren, is de kans dat iemand investeert groter.

Slide 103 - Tekstslide

Leg uit hoe sociale normen kunnen helpen om het berovingsprobleem op te lossen. Bespreek ook waarom sociale normen hierbij kunnen helpen.
Wat is het berovingsprobleem?
A
Het probleem van hoe je investeringen kunt stelen van anderen.
B
Het probleem van hoe je iemand kunt overhalen om te investeren in een individueel project.
C
Het probleem van hoe je iemand kunt overhalen om in een gezamenlijk project te investeren, zonder dat deze investering gestolen kan worden door anderen.
D
Het probleem van hoe je iemand kunt overhalen om helemaal niet te investeren.

Slide 104 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een berovingsprobleem ontstaat bij het bestaan van
A
een gevangenendilemma
B
een prijzenoorlog
C
meeliftgedrag
D
verzonken kosten

Slide 105 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke situatie wordt er een berovingsprobleem beschreven?
A
Philips investeert in Rosanna, een werknemer bij Philips, door middel van een cursus. Hierdoor kan Rosanna hogerop komen. Na een jaar neemt Rosanna ontslag.
B
Philips ontslaat Rosanna, een werknemer bij Philips, waardoor er bij Philips een personeelstekort ontstaat. Wel bespaart Philips op deze manier geld voor een nieuw project
C
Philips koopt een werknemer van het bedrijf Sony over.
D
Philips onderhandelt met Sony. Philips wil dat Sony nog een maand wacht met het uitbrengen van hun nieuwe televisie. Philips probeert een deal te sluiten door aan Sony geld te geven

Slide 106 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk voorbeeld gaat het niet over 'Onderhandelen'?
A
Werkgever en werknemer
B
Overheid en burger
C
Koper en verkoper
D
Politieke partijen

Slide 107 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
8.1 Onderhandelen
Maken opdr. 1 t/m 5
Nakijken

Slide 108 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.2 Arbeidsovereenkomst en overheidsingrijpen

Slide 109 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij een gevangenendilemma is er …..
A
altijd sprake van een dominante keuze
B
geen cel waar beide partijen beter af zijn
C
sprake van een inelastische vraag
D
nooit sprake van meeliftgedrag

Slide 110 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is hier sprake van een gevangenendilemma?
A
Nee. De uitkomst is optimaal.
B
Ja. De uitkomst is niet optimaal.
C
Je weet niet wat ze gaan doen.

Slide 111 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent zelfbinding?

Slide 112 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de rol van een contract bij onderhandelingen?
A
Vastleggen van afspraken
B
Vastleggen van acties
C
Vastleggen van namen
D
Vastleggen van cijfers

Slide 113 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem een voorbeeld van meeliftgedrag in de arbeidsmarkt
A
Iedereen is gratis lid van een vakbond
B
Een vakbond betaalt je salaris
C
Een CAO geldt niet voor iedereen
D
Niet-leden krijgen ook een nieuwe CAO

Slide 114 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Niet-vakbondsleden liften mee op het resultaat dat vakbondsleden bereiken
A
Juist
B
Onjuist

Slide 115 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deelvraag
Hoe maken werkgevers, werknemers en overheid afspraken over werk en inkomen?

Slide 116 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor baan wil jij?

Slide 117 - Woordweb

2. Voorkennis activeren
De docent activeert relevante voorkennis aan de hand van een terugblik-opdracht, waarbij eventueel een beroep op de thuistalen wordt gedaan. Op deze manier biedt de docent een kapstok om nieuwe stof te verbinden aan de eerder geleerde stof en richting te geven aan het verdere verloop van de les. Tegelijkertijd worden hiermee misconcepties van leerlingen zichtbaar gemaakt, waar de docent vervolgens gericht op in kan spelen. 

Slide 118 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 119 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 120 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 121 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 122 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Individuele arbeidsovereenkomst



Afspraak tussen jou en je werkgever. 



CAO 
Collectieve arbeidsovereenkomst


Gezamenlijke afspraken voor een bedrijfstak.

Slide 123 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 124 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 125 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 126 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

                                     WIG
                                                                     

De WIG is het verschil tussen
 de loonkosten werkgever en het
nettoloon werknemer.
Hoe hoger de wig, hoe lager het aanbod van arbeid


Slide 127 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prijscompensatie en reële loonstijging
  • Een loonstijging die in procenten gelijk is aan de stijging van de prijzen: prijscompensatie
voorbeeld: inflatie 2% en loonstijging 2%

  • Bovenop de prijscompensatie een algemene loonstijging waardoor de koopkracht stijgt: reële loonstijging
voorbeeld: inflatie 2% en loonstijging 5%

Slide 128 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Incidentele loonstijging
Een loonstijging die niet voor iedereen geldt en het gevolg is van:
  • Promotie
  • Overwerken
  • Stijging van aantal dienstjaren

Slide 129 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten arbeidsovereenkomsten
Bepaalde tijd: 
  • looptijd contract is expliciet opgenomen.
  • tijdelijk contract
Onbepaalde tijd: 
  • geen einddatum 
  • vast contract

Aanzegtermijn: bij tijdelijke contracten van 6 maanden of langer moet de werkgever uiterlijk een maand voor het einde aan de werknemer melden of er een nieuw arbeidscontract komt.

Slide 130 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 131 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 132 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 133 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 134 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 135 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 136 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 137 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 138 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 139 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dilemma werkgever - werknemer

Moral hazard: werknemers met vast contract kunnen gaan onderpresteren omdat de vergoeding vast ligt.

Oplossingen: bonus bij topprestaties, flexibele contracten

Slide 140 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De berekening voor nettoloon is:
(sleep in de goede volgorde)
-
=
................................
.............................
.........................
Brutoloon
Nettoloon
Inhoudingen

Slide 141 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Brutoloon
Nettoloon
Belastingen en premies
Wat je werkgever afdraagt aan de overheid.
Wat je werkgever aan loon betaalt.
Wat jij aan loon ontvangt.

Slide 142 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voltijdbaan
Deeltijdbaan
fulltime

parttime
5 dagen per week
korter dan 5 dagen 
36 tot 40 uur per week
minder dan 36 uur p/w

Slide 143 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Individuele arbeidsovereenkomst
CAO
De arbeidsvoorwaarden voor een bedrijfstak
De afspraken die jouw werkgever met jouw maakt
Het aantal werkuren bij een voltijdbaan
Vakbonden spelen hierbij een belangrijke rol

Slide 144 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
8.2 Arbeidsovereenkomst en overheidsingrijpen
Maken opdr. 6 t/m 10

Slide 145 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.3 Gevangenendilemma bij loononderhandelingen

Slide 146 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is hier sprake van een gevangenendilemma?
A
Nee. De uitkomst is optimaal.
B
Nee. De uitkomst is niet optimaal.
C
Je weet niet wat ze gaan doen.
D
Ja. De uitkomst is niet optimaal.

Slide 147 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

8.4 Loonstarheid op de arbeidsmarkt

Slide 148 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deelvraag
Wat zijn de oorzaken en gevolgen van loonstarheid?

Slide 149 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Arbeidsmarkt 
De arbeidsmarkt is het geheel van vraag naar en aanbod van arbeid.

Slide 150 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Arbeidsmarkt
  • Volledige mededinging?
  • Nee!
  • Arbeid is niet homogeen
  • Arbeidsmarkt niet transparant (geen volledig overzicht van alle banen en beschikbare mensen)
  • Toetreding niet altijd eenvoudig

Slide 151 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Minimumloon
  • Door de overheid vastgestelde ondergrens aan de lonen. 
  • Bedoeld om de werknemers een redelijk inkomen te garanderen. 
  • Met de invoering van het minimumloon wordt aan de onderkant van de arbeidsmarkt het loon niet langer bepaald door vraag en aanbod van arbeid, maar door de overheid.
  • Door het instellen van een minimumloon zal de vraag naar arbeid dalen en het aanbod van arbeid toenemen. Hierdoor ontstaat werkloosheid.

Slide 152 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prijsrigiditeit
In het verleden hebben we gezien dat de prijzen veranderen als gevolg van veranderingen in vraag en aanbod. 

Op korte termijn is er echter vaak sprake van prijsrigiditeit, d.w.z. dat op korte termijn de prijzen niet sterk veranderen.

Slide 153 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Loonstarheid
Een bijzondere vorm van prijsrigiditeit is loonstarheid. Dit wil zeggen dat de lonen (prijs van arbeid) niet snel zullen dalen. Dit is vooral het werk van vakbonden, die loondalingen tegenhouden. 

Slide 154 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent loonstarheid?
A
Lonen stijgen niet snel
B
Lonen dalen niet snel
C
Lonen stijgen heel snel
D
Lonen dalen nooit

Slide 155 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Doordat lonen zich niet snel aanpassen, kan er (op korte termijn) werkloosheid ontstaan als de vraag naar producten daalt. Hierdoor daalt namelijk de vraag naar arbeid. 
Als de lonen niet dalen, 
zal vraag naar arbeid 
kleiner zijn dan het 
aanbod, waardoor 
er werkloosheid 
ontstaat.

Slide 156 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doordat lonen zich niet snel aanpassen, kan er (op korte termijn) werkloosheid ontstaan als de vraag naar producten daalt. Hierdoor daalt namelijk de vraag naar arbeid. 
Als de lonen niet dalen, 
zal vraag naar arbeid 
kleiner zijn dan het 
aanbod, waardoor 
er werkloosheid 
ontstaat.

Slide 157 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Loonstarheid economische teruggang

Slide 158 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Laatste toetstips!


Pak je schrift erbij
en noteer!

Slide 159 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Succes met toets!
TM6:
Herhaling: H7 Samenwerken & H8 Onderhandelen
Nieuw: H9 Risico en Verzekeren

Neem ECO boek 1, net schrift, pen en rekenmachine mee de volgende les!


Slide 160 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies