De omgeving

Goedemiddag!
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsISK

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Goedemiddag!

Slide 1 - Tekstslide

2. Hoe gaat het? 

*Hoe gaat het? 
*Hoe is het? 
* Hoe is het met je?
* Hoe is het met u? 
 *Hoe gaat het ermee?
* Alles goed? 
Hallo! 
Hoi! 

Slide 2 - Tekstslide

reageren

++ het gaat héél goed
+ het gaat prima
+ het gaat goed
+/- het gaat (wel goed)
- het gaat niet zo (goed)
- het gaat slecht 



Slide 3 - Tekstslide

Welke dag is het vandaag?

Slide 4 - Open vraag

Welke maand is het?

Slide 5 - Open vraag

Welke kleuren heb jij aan vandaag?

Slide 6 - Open vraag

Wat zie je?
Schrijf op wat je ziet!

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Waar is het zebrapad?

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Wilt u contant betalen of ........?
A
lopen
B
pinnen
C
kassa
D
pinpas

Slide 12 - Quizvraag

Pinnen
to withdraw money
سحب المال
 para çekmek



Ik pin
Jij pint
Hij pint
Zij pint
Jullie pinnen
Wij pinnen



Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Morgen .......... ik de rekening.
A
koop
B
pin
C
betaal
D
geld

Slide 15 - Quizvraag

Betalen
 to pay
دفع (da’fa)
 ödemek




Ik betaal
Jij betaalt
Hij/zij betaalt
Jullie betalen
Wij betalen


Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Morgen ..... ik samen met mijn vriend naar school.
A
loop
B
wandel
C
rijd
D
fiets

Slide 18 - Quizvraag

Fietsen
 to cycle
 ركوب الدراجة (rukūb al-darāja) bisiklet sürmek



Ik fiets
Jij fietst
Hij / zij fietst
Jullie fietsen
Wij fietsen


Slide 19 - Tekstslide

Ik .... van Leeuwarden naar Drachten
A
fiets
B
loop
C
slaap
D
rijd

Slide 20 - Quizvraag

Rijden
rijden to drive
 قيادة (qiyāda)
sürmek



Ik rijd
Jij rijdt
Hij/zij rijdt
Jullie rijden
Wij rijden


Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Mijn zus Sandra ..... mij ..... .
A
maakt schoon
B
belt uit
C
aan belt
D
belt op

Slide 23 - Quizvraag

Opbellen
 to call
الاتصال (al-ittisāl)
 aramak
Ik bel op
Jij belt op
Hij / zij belt op
Jullie bellen op
Wij bellen op

Gisteren heb ik mijn moeder opgebeld.
Zondag belde mijn vriendin mij op.

Ik belde op / Wij belden op

Slide 24 - Tekstslide

Schrijfopdracht (10 minuten)

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Gesprekken voeren met je buurman/buurvrouw
Klant: Hallo meneer.
Verkoper: Dag mevrouw.
Klant: Mag ik iets vragen?
Verkoper: Ja natuurlijk.
Klant: Waar staat de koffie?
Verkoper: Die staat daar!
Klant: Dank u wel.
Verkoper: Graag gedaan.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Gesprek voeren met je buurman/buurvrouw
Verkoper: Wie is er aan de beurt?
Klant: Ja, ik! Ik wil graag een kilo appels.
Verkoper: Prima, anders nog iets?
Klant: Nee dank u. Hoeveel kost het?
Verkoper: Even kijken ……. €2,75 alstublieft.
Klant: Alstublieft.
Verkoper: Dank u wel en tot ziens.
Klant: Tot ziens! 

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Morgen ...... hij naar een andere stad.
A
loopt
B
fietst
C
reist
D
bidt

Slide 31 - Quizvraag

Reizen
(to travel / seyahat etmek / السفر)
Tegenwoordige tijd (vandaag)

Ik reis
Jij reist
Hij/zij/het reist
Wij/jullie/zij reizen

Verleden tijd (gister)

Ik reisde
Jij reisde
Hij/zij/het reisde
Wij/jullie/zij reisden

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Ik ..... 5 keer per dag.
A
schrijf
B
lees
C
fiets
D
bid

Slide 34 - Quizvraag

Bidden 
(to pray / dua etmek / الصلاة)



Tegenwoordige tijd 
Ik bid
Jij bidt
Hij/zij/het bidt
Wij/jullie/zij bidden

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Ik moet nog 10 minuten op de bus .......
A
bidden
B
wachten
C
opbellen
D
zitten

Slide 37 - Quizvraag

Wachten
 (to wait / beklemek / الانتظار)





T
egenwoordige tijd

Ik wacht
Jij wacht
Hij/zij/het wacht
Wij/jullie/zij wachten



Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Mijn vriendin en ik gaan vanavond ......
A
fietsen
B
lopen
C
dansen
D
schoonmaken

Slide 40 - Quizvraag

Dansen
(to dance / dans etmek / الرقص)




Tegenwoordige tijd
Ik dans
Jij danst
Hij/zij/het danst
Wij/jullie/zij dansen


Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

De vrouw .... de boodschappen.
A
loopt
B
gaat
C
doet
D
geeft

Slide 43 - Quizvraag

Boodschappen doen 
(to do groceries / alışveriş yapmak / التسوق)




Tegenwoordige tijd

Ik doe boodschappen
Jij doet boodschappen
Hij/zij/het doet boodschappen
Wij/jullie/zij doen boodschappen


Slide 44 - Tekstslide