R Je weet uit welke onderdelen een tekststructuur bestaat.
T1Je kunt een inleiding, een middenstuk (kern) en slot in een tekst herkennen.
T2 Je kunt de structuur van een tekst aanwijzen en uitleggen wat de functie ervan is.
Je kunt een passende structuur voor een tekst bedenken en op basis daarvan een tekst uitwerken.