MM 1K - Hh 3.1 + 3.4 Omgaan met verschillen (les 1)
1 / 18
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
De eerste paragraaf heet 'kleurrijk Nederland'.
Wat wordt hiermee bedoeld?
Wat wordt hiermee bedoeld?
Slide 5 - Open vraag
Slide 6 - Tekstslide
Welke begrip hoort hierbij?
Veel culturen bij elkaar.
Veel culturen bij elkaar.
A
migratie
B
allochtonen
C
autochtonen
D
multicultureel
Slide 7 - Quizvraag
Welk begrip hoort hierbij?
Waar je vandaan komt.
Waar je vandaan komt.
A
afkomst
B
immigratie
C
emigratie
D
allochtoon
Slide 8 - Quizvraag
Welke betekenis hoort hierbij?
Immigratie
Immigratie
A
Verhuizen naar een ander land.
B
Verhuizen uit een ander land.
C
Verhuizen binnen een ander land.
D
Verhuizen tussen landen.
Slide 9 - Quizvraag
Wie kan autochtoon zijn?
A
Maria is geboren in Nederland. Haar vader en moeder in Italië.
B
Mohammed is geboren in Nederland. Zijn oma in Marokko.
C
Peter is geboren in Duitsland. Zijn vader en moeder in Nederland.
D
Silvy is geboren in Australië. Zijn vader en moeder ook.
Slide 10 - Quizvraag
Welk begrip hoort hierbij?
Juanita verhuist uit Argentinië.
Juanita verhuist uit Argentinië.
A
emigratie
B
immigratie
C
migratie
D
allochtoon
Slide 11 - Quizvraag
Welk begrip hoort hierbij?
Geloof, gewoonten, waarden en normen samen.
Geloof, gewoonten, waarden en normen samen.
A
land van herkomst
B
multicultureel
C
cultuur
D
autochtoon
Slide 12 - Quizvraag
Mensen uit Suriname en Indonesië kwamen naar Nederland, omdat...
A
...er oorlog in deze landen was.
B
...dit koloniën van Nederland zijn geweest.
C
...zij op zoek waren naar werk.
D
...werden uitgenodigd om hier te werken.
Slide 13 - Quizvraag
Mensen uit Marokko en Turkije kwamen naar Nederland, omdat...
A
...er oorlog in deze landen was.
B
...dit koloniën van Nederland zijn geweest.
C
...zij op zoek waren naar werk.
D
...werden uitgenodigd om hier te werken.
Slide 14 - Quizvraag
Mensen uit Joegoslavië kwamen naar Nederland, omdat...
A
...er oorlog in deze landen was.
B
...dit koloniën van Nederland zijn geweest.
C
...zij op zoek waren naar werk.
D
...werden uitgenodigd om hier te werken.
