EVE Klas 1 Spelling: Werkwoorden verleden tijd

Sterk of zwak werkwoord?

Jij fietste
A
sterk
B
zwak
1 / 21
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1-4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Sterk of zwak werkwoord?

Jij fietste
A
sterk
B
zwak

Slide 1 - Quizvraag

Sterk of zwak werkwoord?

Het vliegtuig vloog
A
sterk
B
zwak

Slide 2 - Quizvraag

Sterk of zwak werkwoord?

De hond blafte
A
sterk
B
zwak

Slide 3 - Quizvraag

Sterk of zwak werkwoord?

ik sliep
A
zwak
B
sterk

Slide 4 - Quizvraag

Zet in de verleden tijd:
Jij ..........(bakken) een pannenkoek.

Slide 5 - Open vraag

Zet in de verleden tijd:
Jullie ............... (verven) je haar.

Slide 6 - Open vraag

Zet in de verleden tijd:
Zij .............(antwoorden) op jouw e-mail.

Slide 7 - Open vraag

Wat is de verleden tijd?
Hij ......(snijden) de worst in dunne plakjes.
A
snijdt
B
snijd
C
sneid
D
sneed

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de verleden tijd?
Wij ............(houden) het daar niet uit!
A
hielde
B
hielden
C
houdden
D
holden

Slide 9 - Quizvraag

Sterk of zwak?
De hond ........(bijten) mij in mijn been.
A
sterk
B
zwak

Slide 10 - Quizvraag

Hoe spel je in de tegenwoordige tijd...?
Wie .........(hebben) er tegenwoordig geen Ipad?

Slide 11 - Open vraag

Hoe spel je in de tegenwoordige tijd...?
Na zijn vakantie in Spanje .......(willen) Karim Spaans leren.

Slide 12 - Open vraag

Hoe spel je in de tegenwoordige tijd...?
Nadines bankpasje is gevonden, ze ...........(zullen) wel erg opgelucht zijn

Slide 13 - Open vraag

Hoe spel je in de tegenwoordige tijd...?
Mama, ............je me zo even ophalen?
A
kun
B
kan
C
ken
D
kin

Slide 14 - Quizvraag

Hoe spel je in de tegenwoordige tijd...?
Ik..........(zijn) hartstikke blij met m'n nieuwe mobiel.

Slide 15 - Open vraag

Hoe spel je in de verleden tijd...?
Vroeger ..........(willen) al mijn vrienden brandweerman worden.
A
wouden
B
wilde
C
woude
D
wilden

Slide 16 - Quizvraag

Hoe spel je in de verleden tijd.....?
We ..........(zullen) toch om 16.00 uur afspreken?
A
zullen
B
zulden
C
zouden
D
zoude

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Link

Slide 19 - Link

Slide 20 - Link

Schrijf het werkwoord in de verleden tijd op:

Vannacht (dromen) hij over zijn vakantie.

Slide 21 - Open vraag