Lees de volgende tekst hardop voor:
Zet je pen linksonder op je werkblad, ongeveer 2 cm boven de rand van het papier. Trek een lijn van 8 centimeter naar rechts. Trek vervolgens een lijn vanaf dat punt 5,5 centimeter omhoog. Trek dan een lijn 8 centimeter naar links en buig weer af naar beneden en trek een lijn van 5,5 centimeter. Teken binnen in dit figuur een cirkel, zo dat de lijn van de cirkel de lijnen die je net tekende niet raakt. Maak deze cirkel die je tekende nu 3x zo dik. Teken binnen deze cirkel weer een dunne cirkel, ongeveer 0,5 centimeter kleiner dan de vorige. Zet nu in het bovenste puntje van de binnenste cirkel een dikke stip. Zet ook stippen op het uiterste puntje rechts, onder en links van de binnenste cirkel. Zet een hele dikke stip in het midden van de binnenste cirkel. Teken vanaf dit punt een pijl schuin naar onder, zodanig dat de pijl ongeveer 2 centimeter lang is en 1 centimeter links van de onderste stip uitkomt. Teken vervolgens vanuit het middelste punt een pijl van 1,5 centimeter naar links, zo dat de pijl 0,5 centimeter lager loopt dan een horizontale lijn.
Schrijf bij de punt uiterst rechts een 3.
Schrijf bij de punt uiterst links een 9.
Schrijf bij de bovenste punt een 12 en de onderste punt een 6.
Laat je tekening allemaal zien.