§7.1 vorming, verandering en institutionalisering

Hoofdstuk 7
Vormingsvraagstuk: samenlevingsvormen
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 7
Vormingsvraagstuk: samenlevingsvormen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe had jouw leven eruit gezien als je 100 jaar geleden 
geboren was? 
Hoe had jouw leven eruit gezien
als je 100 jaar geleden geboren was?

Slide 2 - Woordweb

Deze vraag zet leerlingen aan om na te denken over hoe samenlevingsvormen veranderd zijn vanaf de jaren '20 van de vorige eeuw.

Slide 3 - Video

Amsterdam, 1922. Een korte sfeerimpressie van het straatbeeld hoe mensen honderd jaar geleden leefden.
Wat leer ik dit hoofdstuk?
  • wat het begrip representatie inhoudt
  • welke politieke stromingen er zijn
  • de functies van politieke partijen
  • de twee modellen van politieke besluitvorming
  • wat het begrip globalisering inhoudt
Vorig hoofdstuk leerde ik ...

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat leer ik dit hoofdstuk?
Ik leer ...
  • wat de kernconcepten institutionalisering, democratisering, individualisering en rationalisering zijn
  • hoe deze ontwikkelingen de afgelopen 100 jaar tot stand zijn gekomen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§7.1 Vorming, verandering en institutionalisering

Slide 6 - Tekstslide

Pagina 121
Institutionalisering (1920-1960)
Het proces waarbij een complex van waarden en min of meer geformaliseerde regels vastgelegd wordt in standaard gedragspatronen, die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties reguleren. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




Sinds welk jaar is er in Nederland sprake van algemeen kiesrecht?
Sinds welk jaar is er in Nederland sprake van algemeen kiesrecht? 
A
1819
B
1890
C
1919
D
1910

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Benadruk hier de betekenis van passief en actief kiesrecht.
Verzuiling
De samenleving was opgedeeld in drie (of vier) levensbeschouwelijke en sociaaleconomische groepen: 
Katholiek
Protestants
Socialistisch
(Liberaal)
Mensen bleven voornamelijk binnen ‘de eigen zuil’ en de cultuur was sterk collectivistisch.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Benadruk dat er in dit filmpje andere zuilen worden benoemd dan in het lesboek, maar dat we bij Seneca socialistisch, protestants, katholiek (en liberaal) aanhouden.
Bij welke zuil horen de kranten?
Katholiek
Socialistisch
Protestants
Liberaal

Slide 12 - Sleepvraag

Benadruk na deze vraag dat er bij de verzuiling sprake was van min of meer geformaliseerde regels die ervoor zorgden dat gedragspatronen gereguleerd werden, zoals welke krant mensen lazen.
Gezinsleven ('20-'60)
Het gezin kun je zien als een sociale institutie, omdat er regels zijn waardoor iedereen weet wat er van hem of haar verwacht wordt.
Kostwinnersgezin en bevelshuishouding: er was sprake van een duidelijke rolverdeling tussen man en vrouw en een grote machtsafstand. 
Dit was was ook (deels) wettelijk vastgelegd. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het gezin voor de jaren '60
Het
kostwinners
gezin of
traditioneel gezin
sociale institutie
complex van min of meer geformaliseerde regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties reguleren

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. iedereen wist wat er van hem verwacht werd
2. vader zorgt voor het inkomen
3. moeder voor de kinderen en het huishouden
4. kinderen hielpen moeder mee

er is sprake van ongelijke verdeling van macht
de machts-
afstand is groot

bevelshuis-
houding
macht
het vermogen om hulpbronnen in te zetten om bepaalde doelstellingen te bereiken en de handelingsmogelijkheden van anderen te beperken of te vergroten.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veranderingen in instituties (Na WOII)
Maatschappelijke veranderingen: baby-boom, economische vooruitgang en eigen woning bezit
In de wet veranderde onder andere het volgende:
1. De opbouw en de uitbreiding van de verzorgingsstaat
2. Wetswijziging in 1956: vrouwen werden niet langer als handelingsonbekwaam gezien.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies




Wat zou een nadeel kunnen zijn van institutionalisering?
Wat zou een nadeel kunnen zijn van institutionalisering?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Voordelen
Gedrag wordt gereguleerd
Er wordt steeds meer geredeneerd vanuit regels en procedures
Leidt tot zingeving (bijvoorbeeld statieflessen)
Nadelen
Gedrag wordt voorspelbaar, wat leidt tot meer vrijheid

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies