11. Platvissen, palingachtigen en meervallen

11. Platvissen, palingachtigen en meervallen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
DierenSpeciaal OnderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

11. Platvissen, palingachtigen en meervallen

Slide 1 - Tekstslide

Doel:
Aan het eind van de les weet ik:

- welke vissen onder andere tot de platvissen behoren
- hoe de slokopaal zijn voedsel vangt
- dat jonge rugzwemmende meervallen in het begin 
gewoon zwemmen

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
Haaien en roggen
Wat weten jullie er nog van?

Slide 3 - Tekstslide

Platvissen
Platvissen behoren tot de beenvissen. De jonge vissen hebben een normaal vissenuiterlijk. Na enige tijd krijgen ze een platte vorm. Daarbij gaat ook een oog van de ene kant van het lijf naar de andere. Veel platvissoorten graven zich in de zeebodem in. Ze passen hun kleur aan de ondergrond aan en zijn zo heel goed gecamoufleerd.

Slide 4 - Tekstslide

Schol
De schol is de bekendste platvis en een belangrijke eetbare vis. Schollen leven vooral van kleine mosselen. Ze kraken de schelp met hun sterke gebit. Ook wormen, kreeftachtigen en slangsterren staan op hun menu. 

Het vrouwtje van de schol legt in de paartijd 500.000 eieren. Daar kruipen de larven uit.

Slide 5 - Tekstslide

Heilbot
 De heilbot is de grootste platvis. Net als de schol is het een roofvis. Hij heeft sterke kaken en spitse tanden en eet vissen, kreeften, mosselen en inktvissen. Jonge heilbotten leven op een diepte tot 70 m. Volwassen vissen verblijven op 700 m diepte. Om te paaien zwemt de heilbot vaak honderden kilometers. Het vrouwtje legt daarna tot 9 miljoen eieren.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Palingachtigen
Bijna alle soorten palingen hebben een slangachtig lijf. Het zijn bewoners van de zee. Alleen de paling brengt het grootste deel van zijn leven door in rivieren en meren. Volwassen palingen zijn roofdieren die 's nachts op hun prooi jagen. De meeste doorlopen het larvenstadium voordat ze jonge paling zijn. 

Slide 8 - Tekstslide

Paling
De Europese paling zwemt om te paaien naar de Sargassozee in de Golf van Mexico. Daar leggen de vrouwtjes hun eieren op een diepte van 400m. Uit de eieren kruipen larven in de vorm van een wilgenblaadje. De warme Golfstroom brengt ze in twee tot drie jaar weer terug naar de kust van Europa. Hier veranderen de larven in doorzichtige 'glasalen', die de rivieren opzwemmen. Na een jaar of tien is de aal volwassen. 

Slide 9 - Tekstslide

Gewone zaagvis
Deze roggen hebben hun naam te danken aan de lange snuit. Die heeft net als een zaag scherpe tanden aan de zijkanten. Het lijf van de zaagvis is net als bij haaien gestroomlijnd. 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slokopaal

De slokopaal leeft op 2000 tot 5000 meter diepte in zee. De vlakke kop bestaat bijna alleen uit een grote bek met heel veel kleine tandjes. Dan volgt het slangachtige lijf. De slokopaal voedt zich met plankton uit de zee, vooral met kleine kreeftjes. Om ze te vangen zwemt hij met geopende bek door het water en klapt zijn kaken bliksemsnel open en dicht. 

Slide 12 - Tekstslide

Meervallen
De meeste meervallen leven in zoet water, enkele soorten ook in zee. Ze hebben geen schubben, maar een pantser van beenplaten. Meervallen zoeken op de bodem van het water naar een prooi. Ze voelen die in het donker met de lange baard op hun kop. Bijna alle meervallen zijn roofvissen.

Slide 13 - Tekstslide

Rugzwemmende meerval
De kleine rugzwemmende meerval heeft vele kleuren. Toch is hij niet daarom een populaire aquariumvis. Deze meerval zwemt op zijn rug. Jonge vissen zwemmen in het begin normaal. Ze gaan pas later op hun rug zwemmen.
Hij heeft lange baarden en daarmee zoekt hij algen en larven op.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Opdrachten maken

Slide 16 - Tekstslide

Evaluatie
Is het doel van de les behaald?
Weet je nu:
- welke vissen onder andere tot de platvissen behoren
- hoe de slokopaal zijn voedsel vangt
- dat jonge rugzwemmende meervallen in het begin
gewoon zwemmen
Wat was jouw inbreng/ op welk niveau heb je gewerkt?

Slide 17 - Tekstslide