5.2 Weerstand

Elektrische weerstand
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Elektrische weerstand

Slide 1 - Tekstslide

lesdoelen 
  • Je kunt uitleggen hoe je de weerstand van een draad of andere component bepaalt. 
  • Je kunt berekeningen maken met weerstand, spanning en stroom.
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen Ohmse en niet-Ohmse weerstand.
  • Je kunt uitleggen wat NTC en LDR is. 

Slide 2 - Tekstslide

Een weerstand 
  • Een weerstand wordt gemaakt door een dun laagje koolstof op een glasstaafje aan te brengen.
  • Hoe dunner het laagje koolstof, des te hoger de weerstand.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe gebruik je zo'n weerstandje?
In de elektronica gebruik je kleine weerstandjes. 
Je komt ze in allerlei schakelingen tegen.
  •  Met een weerstandje kun je de spanning en de stroomsterkte die een batterij of accu levert aanpassen en verdelen over de verschillende onderdelen in een schakelschema (printplaat)

Slide 4 - Tekstslide

6.1 Weerstandjes
De weerstand bepalen/berekenen
Je kunt op twee manieren achter de waarde van een weerstand komen:
  1. Door de spanning en de stroomsterkte te meten.
  2. De kleurencodes aflezen van de weerstand.
1
2

Slide 5 - Tekstslide

6.1 Weerstandjes
De weerstand bepalen/berekenen
1. Door de spanning en de stroomsterkte te meten.

Slide 6 - Tekstslide

6.1 Weerstandjes
De weerstand bepalen/berekenen
2. De kleurencodes aflezen van de weerstand.

Slide 7 - Tekstslide

6.1 Weerstandjes
De weerstand bepalen/berekenen
1. Door de spanning en de stroomsterkte te meten.
Een apparaat wordt aangesloten op een spanning van 230 Volt. vervolgens gaat er een stroom door het apparataat lopen van 6,5 A.
  • Bereken de weerstand.
  • R = U / I = 230 / 6,5 = 35 Ω

Slide 8 - Tekstslide

Weerstand berekenen

Weerstand kun je berekenen. 

R= Weerstand in ohm
U = spanning in volt
I = stroomsterkte in ampere

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

De weerstand van een lampje
  • Als je de + pool en de - pool van een batterij met elkaar verbindt ontstaat er kortsluiting.
  • Dat komt omdat de weerstand van het stroomdraadje erg klein is.
  • Als je er een lampje op aansluit dan ontstaat er geen kortsluiting.
  • Het draad in het lampje heeft een grotere weerstand dan het koperdraad.

Slide 11 - Tekstslide

Weerstand
De SI eenheid voor elektrische weerstand is Ohm. 

Het symbool hiervoor is: Ω

We zeggen dus bijvoorbeeld: 
Een weerstandje kan een weerstand hebben van 20 ohm. 

Slide 12 - Tekstslide

Berekenen van de weerstand

Slide 13 - Tekstslide

Ohmse weerstand
De spanning (over de draad) en de stroomsterkte (door de draad) zijn recht evenredig.

Hieruit volgt dat het aantal Ohm
van de draad constant is.

Slide 14 - Tekstslide

Wet van Ohm
spanning en stroom evenredig
  • Als de spanning 2x zo groot wordt, wordt de stroomsterkte ook 2x zo groot.

  • Deze stof heeft een Ohmse weerstand.
  • Op elk punt is U/I zelfde waarde

Slide 15 - Tekstslide

Ohmse en niet-Ohmse weerstand

Er zijn ook stoffen die als ze warm worden meer weerstand hebben.

En stoffen die als er licht opvalt een andere weerstand hebben.

Dit heet "niet-Ohmse weerstand".  

Slide 16 - Tekstslide

Ohmse weerstand
  • Een Ohmse weerstand volgt de wet van Ohm(U=I*R)
  • Een niet-Ohmse weerstand niet
opgave 7 !!

Slide 17 - Tekstslide

Grootheden en eenheden
grootheid
eenheid
stroom
I
Ampere
 A
spanning
U
Volt
 V
weerstand
R
Ohm
Ω
Ω

Slide 18 - Tekstslide

variabele weerstand

Het aantal Ohm is niet altijd hetzelfde maar 

* hangt af van temperatuur 
* hangt af van licht

Dit zijn dus allebei niet-Ohmse weerstanden 

Slide 19 - Tekstslide

SENSOR

Slide 20 - Tekstslide

Light 
Dependent
Resistor

Slide 21 - Tekstslide

LDR
LICHTSENSOR
(lichtgevoelige sensor)
weinig/geen licht -> hoge weerstand (R) -> weinig stroom (I)

(veel) licht -> kleine weerstand (R) -> veel stroom (I)

Slide 22 - Tekstslide

Automatische
schakelingen met een LDR?

Slide 23 - Tekstslide

NTC
TEMPERATUURSENSOR 
(Negative Temperature Coëfficiënt)
temperatuurgevoelige weerstand

Hoge temperatuur -> lage weerstand -> veel stroom

Lage temperatuur -> hoge weerstand -> weinig stroom

Slide 24 - Tekstslide

Maken:  5.2 opg 2,3,6,7
5.3 opg 2 t/m 10
Maak vraag 28 t/m 42

Slide 25 - Tekstslide