aanpassingen bij dieren

Biologie
6.4 Aanpassingen bij dieren
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Biologie
6.4 Aanpassingen bij dieren

Slide 1 - Tekstslide

Even herhalen

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn biotische factoren en wat zijn abiotische factoren? Maak de juiste combinaties. 
Biotische factoren
-



abiotische factoren
-



Neerslag
wind
licht
water
Voedsel
soortgenoten
roofdieren 
ziekteverwekkers.
nestgelegenheid
bodem
temperatuur

Slide 3 - Sleepvraag

Een levensgemeenschap bestaat uit meerdere populaties.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Het klimaat wordt bepaald door abiotische factoren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Dieren behoren tot de reducenten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Waar behoren dieren dan wel toe?
A
producenten
B
consumenten
C
reducenten
D
afvaleters.

Slide 7 - Quizvraag

Afvaleters is een ander woord voor reducenten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Een muggenlarve en een mug in hetzelfde gebied horen tot dezelfde populatie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Vormen de levende wezentjes in de sloot een ecosysteem, een levensgemeenschap of een populatie?
A
ecosysteem
B
levensgemeenschap
C
populatie

Slide 10 - Quizvraag

Bij hoeveel graden hebben de kwallen de meeste overlevingskans?
A
15
B
20
C
25
D
30

Slide 11 - Quizvraag

Leerdoelen

Slide 12 - Tekstslide

Waterdieren 
- Dieren die in het water leven, hebben organen die landdieren niet hebben. 
- staartvin om vooruit te zwemmen. 
- overige vinnen om rechtop in het water te blijven. 
- huid is bedekt met schubben en slijm, voor een lage weerstand bij het zwemmen. 
- lichaamsvorm is gestroomlijnd. Kop, romp en staart gaan gelijk in elkaar over. Lage weerstand bij het zwemmen.   

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Landdieren
- Dieren op het land hebben geen gestroomlijnde lichaamsvorm. 
- (grote) dieren op het land zijn zwaar en moeten hun eigen gewicht dragen. 
- Je ziet dan ook aanpassingen om hun eigen gewicht te kunnen dragen, zoals stevige poten en een zwaar skelet. 

Slide 15 - Tekstslide

Aanpassingen van dieren in ontwerpen
Er zijn veel dieren in de natuur die oplossingen hebben om weerstand te verminderen. Ontwerpers kijken dan ook af van de natuur, wanneer zij opzoek gaan naar oplossingen.

Slide 16 - Tekstslide

De poten van zoogdieren
- De poten van zoogdieren kunnen verdeeld worden in: zoolgangers, teenhangers, topgangers (hoefgangers.
- Voordelen en nadelen bij het lopen van bepaalde ondergronden. Bijv. strand. 

Slide 17 - Tekstslide

De poten van vogels
- Poten van vogels maken aanpassingen aan het milieu. 

Slide 18 - Tekstslide

De snavels van vogels
- Aan de snavels kun je zien wat voor soort voedsel ze vooral eten. 
- zaden = kegelsnavel
- insecten = pincetsnavel 
- roofvogels = haaksnavel 
- bodemdiertjes = priemsnavel 
- kleine waterplantjes en diertjes = zeefsnavel 

Slide 19 - Tekstslide

Een gestroomlijnd lichaam is een aanpassing om soepel voort te bewegen op het land.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Waterdieren bezitten meer aanpassingen om hun eigen lichaamsgewicht te dragen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Een zebra is een ...
A
Topganger
B
Teenganger
C
Zoolganger
D
Hoefganger

Slide 22 - Quizvraag

Een haaksnavel komt voor bij roofvogels en uilen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Honden en katten zijn zoolgangers.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Maken
opdracht 15 t/m 18

Slide 25 - Tekstslide