oefenen!

Quel(s) mot(s) associes-tu avec le Moyen Age?
1 / 40
volgende
Slide 1: Woordweb
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Quel(s) mot(s) associes-tu avec le Moyen Age?

Slide 1 - Woordweb

Comment s'appelait le grand homme au pouvoir pendant le Moyen Age? (Hij heerste van 747 tot 814).
A
Alexandre le Grand
B
Charlemagne
C
Napoléon Bonaparte
D
Louis XIV

Slide 2 - Quizvraag

Waar sprak men de langue d’oc en ontstond l’amour courtois?
A
Le Nord de la France
B
L'Est de la France
C
Le Sud de la France
D
L'Ouest de la France

Slide 3 - Quizvraag

Quel est le divise des Humanistes pendant la Renaissance?
A
Carpe diem
B
Memento mori
C
Veni Vidi Vici
D
Ad nauseam

Slide 4 - Quizvraag

Qui a écrit: Défense et illustration de la langue française?
A
Joachim du Bellay
B
Pierre de Ronsard
C
Louise Labé
D
Emile Zola

Slide 5 - Quizvraag

Waarover gaan de verhalen Pantagruel en Gargantua?
A
Ridders
B
Dichters
C
Reuzen
D
Geestelijken

Slide 6 - Quizvraag

Qui est appelé le Roi Soleil?
A
Louis XIV
B
Napoléon Bonaparte
C
François 1er
D
Molière

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video

Quelle est la fameuse citation du Roi Soleil?
A
L’État c’est moi !
B
Dieu c’est moi !
C
Le plus beau c’est moi !
D
Le meilleur c’est moi !

Slide 9 - Quizvraag

Qu'est-ce que Molière a surtout écrit?
A
Komedies
B
Tragedies
C
Fabels
D
Romans

Slide 10 - Quizvraag

Mettez dans le bon ordre:
La Renaissance 
Le Classicisme
Les Lumières
Le romantisme

Slide 11 - Sleepvraag

Pourquoi Jean de la Fontaine a-t-il écrit les fables?
A
Om politieke en maatschappelijke kritiek te kunnen uiten
B
Omdat hij van dieren hield
C
Omdat hij dieren beter vond dan mensen
D
Omdat hij alleen voor kinderen schreef

Slide 12 - Quizvraag

Pendant les Lumières on parle aussi de rationalisme. Qu'est-ce que c'est?
A
De rede staat centraal en alles moet aan het eigen kritische verstand worden onderworpen.
B
De wetenschap staat centraal en het vertrouwen hierin is leidend.
C
De macht van de koning en zijn invloed worden versterkt.
D
De mens moet zich op allerlei gebieden ontwikkelen, vooral op het gebied van het denken.

Slide 13 - Quizvraag

Les auteurs romantiques trouvent leur paix (vrede/rust) dans....
A
La nature
B
La religion
C
L'alcool
D
La littérature

Slide 14 - Quizvraag

le romantisme met l'accent sur
A
la raison
B
l'ímagination
C
l'harmonie
D
la critique

Slide 15 - Quizvraag

Qu'est-ce qui n'est PAS un caractéristique d'un héros romantique?
A
Seul, solitude
B
Mal compris
C
Courageux
D
Mal à l'aise dans la société

Slide 16 - Quizvraag

Naturalistische schrijvers waren overtuigd dat het lot van de mens werd bepaald door erfelijkheid, milieu en opvoeding. Hoe noem je deze opvatting?
A
Determinisme
B
Egalitairisme
C
Populisme
D
Socialisme

Slide 17 - Quizvraag

Qu'est-ce le Spleen?
A
Een sterk gevoel van onrecht
B
Een sterk gevoel van liefde
C
Een sterk gevoel van heimwee
D
Een sterk gevoel van kracht

Slide 18 - Quizvraag

Le bon ordre est:
A
realisme - naturalisme - dadaïsme
B
naturalisme - dadaïsme - realisme
C
naturalisme - realisme - dadaïsme
D
dadaïsme - naturalisme - realisme

Slide 19 - Quizvraag

Qui était Honoré de Balzac?
A
een romanticus
B
een realist
C
een existentialist
D
een naturalist

Slide 20 - Quizvraag

Victor Hugo, noem 2 werken

Slide 21 - Open vraag

Zet in de juiste volgorde:
A
realisme-naturalisme- symbolisme
B
naturalisme- symbolisme - realisme
C
naturalisme- realisme - symbolisme
D
symbolisme-naturalisme- realisme-

Slide 22 - Quizvraag

Verklaar de titel " les fleurs du mal"

Slide 23 - Open vraag

wat zijn de poètes maudits?

Slide 24 - Open vraag

Uit welke woorden maak je op dat het niet goed met de soldaat uit de Dormeur du Val van Rimbaud?
A
un trou de verdure
B
la montagne fière
C
un petit val qui mousse de rayons
D
les parfums ne font pas frissonner sa narine

Slide 25 - Quizvraag

Wie was Gustave Flaubert?
A
Romanticus
B
Realist
C
Impressionist
D
Naturalist

Slide 26 - Quizvraag

Qui était Émile Zola?
A
een romanticus
B
een realist
C
een absurdist
D
een naturalist

Slide 27 - Quizvraag

Noem 3 kenmerken van een realistisch verhaal

Slide 28 - Open vraag

La Parure is geschreven door ...
A
Guy de Maupassant
B
Emile Zola
C
Gustave Flaubert
D
Charles Baudelaire

Slide 29 - Quizvraag

Wat hoort niet bij naturalisme?
A
la bête humaine
B
déterminisme
C
experimenten, wetenschappelijk
D
individualistisch

Slide 30 - Quizvraag

wat is kernmerkend voor de symbolisten?

Slide 31 - Open vraag

Le bon ordre est:
A
Dada - surréalisme - existentialisme & absurdisme
B
Existentialisme & absurdisme - surréalisme - Dada
C
Surréalisme - Dada - existentialisme & adsurdisme
D
Dada - existentialisme & absurdisme - surréalisme

Slide 32 - Quizvraag

le surréalisme met l'accent sur:
A
le développement de la personne
B
la liberté dans la création
C
la provocation
D
l'inexplicable, le subconscient

Slide 33 - Quizvraag

Leg uit dat l'existence voorafgaat aan l'essence

Slide 34 - Open vraag

Waarom heeft de mens een grote verantwoordelijkheid?
A
Hij moet bij zijn keuzes altijd rekening houden met anderen
B
Hij moet anderen helpen in het maken van keuzes
C
Hij moet adviezen van anderen opvolgen en zich laten adviseren door anderen in wat goed / fout is
D
Elke keuze die hij maakt, reflecteert het beeld dat hij heeft van hoe anderen moeten zijn

Slide 35 - Quizvraag

Satre est accusé de pessimisme, à cause de ses idées existentialistes. Quelle(s) explication(s) est/sont vraie(s?
A
De mens moet luisteren naar God, geen vrije wil
B
De vrije keuze is ook een grote verantwoordelijkheid
C
Keuzes zijn niet fijn, je doet het nooit goed
D
Je keuzes worden beperkt door anderen

Slide 36 - Quizvraag

Pourquoi De Beauvoir dit: "on ne naît pas femme, on le devient"?
A
Met elke keuze die we maken bepalen we of we vrouw/man zijn
B
De rollen vrouw/man worden ons opgelegd en zouden een keuze moeten zijn
C
Je bepaalt zelf je geslacht niet, dat gebeurt al in de baarmoeder
D
De rol van vrouw/man doet er niet toe.

Slide 37 - Quizvraag

Welke stroming of schrijver heeft je het meest aangesproken? Leg uit waarom aan de hand van een voorbeeld.


Slide 38 - Open vraag

Wat vond je mooi, wat niet ? Waaraan zul je later nog terugdenken ? Men zegt dat je veel levenslessen kunt halen uit de Franse literatuur…. Geldt dat ook voor jou ? Welke lessen zijn dat ?

Slide 39 - Open vraag

.
Geeft hier je tips en je tops over de lessen (inhoud syllabus,powerpoint, manier van lesgeven etc)

Slide 40 - Open vraag