2.4 - A - De Gouden Eeuw

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

De Gouden Eeuw

Leerdoelen

• Je kunt uitleggen welke vier bevolkingslagen er ontstonden en deze lagen herkennen.

Planning

• Rijken
• Winkeliers en ambachtslieden
• Loonarbeiders
• Armen
• SO bespreken
• Afsluiting  

Rijk in de Gouden eeuw 

• Rijke families investeerden in ondernemingen om nog rijker te worden. 
  
  
• Drooglegging van de Beemster.
  
  
• Rijke families hadden veel politieke macht in steden en gewesten.
  
  
• Schilderijen en grachtenhuizen.

In het dagelijks leven

• Rijke mensen werden vervoerd via een koets.
  
  
• Pronkkamers.
  
  
•  Rijke mensen aten witbrood, vlees en vis en heel veel suikergoed.
  
  
• Jong in de Gouden Eeuw: dure kleding, comazuipen, tabak roken en soa's. 

Winkeliers en ambachtslieden

• Bewerken van luxeproducten. Bouwen en repareren van schepen. 
  
  
• Waren goed opgeleid. 
  
  
• Bezaten winkelpanden en kochten ook luxegoederen  zoals schilderijen. 

Loonarbeiders

• Arbeiders die voor een laag loon werkten voor een baas. 

• Laden en lossen van schepen, in dienst van winkeliers.
  
  
• Werkdagen van 13 uur = 20 stuivers. 
  Een roggebrood kostte 6,5 stuiver. 
  
  
• Het hele gezin moest bijdragen aan het inkomen (kinderen ook). 

In het dagelijks leven

• Loonarbeiders gingen te voet of in een trekschuit.
  
  
•  Woonden met hele gezin in één kamer.
  
  
• Aten roggebrood, boekweitpap, soms kaas en vlees. 
  
  
• Bij ziekte: de chirurgijn. 

De armen

• Mensen zonder werk, ouderen en zieken.
  
  
• Rondkomen van bedelen en liefdadigheid. 
  
  
• Tuchthuizen: rasphuis en spinhuis. 

SO bespreken 

• Pennen van tafel, potlood in de hand. 
  
  
• Heb je een opmerking of ben je het er niet mee eens, schrijf het er met potlood bij.
  
  
• Ik ga nu niet in op individuele vragen. 
  
  
  

Leerdoelen

• Je kunt uitleggen welke vier bevolkingslagen er ontstonden en deze lagen herkennen.