3.1 Monniken en ridders 3

3.1 Monniken en ridders 
Europa wordt christelijk. 
les 3 



 
bk
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

3.1 Monniken en ridders 
Europa wordt christelijk. 
les 3 



 
bk

Slide 1 - Tekstslide

Planning 
Terugblik vorige les 
Uitleg
Zelfstandig werken
nabespreken. 

Slide 2 - Tekstslide

Het was voor Karel de Grote erg moeilijk om een groot rijk in zijn eentje te besturen. Hoe loste hij dit op?
A
Door geestelijken aan te stellen.
B
Door horige in dienst te nemen.
C
Door graafschappen door edelen te laten besturen.
D
Door klooster te stichten.

Slide 3 - Quizvraag

Wie waren de baas in de steden?
A
De koning
B
De adel (heer, graaf, hertog)
C
De burgers

Slide 4 - Quizvraag

Europa wordt christelijk
De paus en Karel de grote  wilde dat iedereen christelijk werd in het Frankische rijk.

Daarom gaf de paus monniken, zoals Willibrord, de opdrachten mensen te bekeren naar het christendom.
Wilibrord
  • Hij leefde rond het jaar 730 in Nederland. 
  • In de tijd van Willibrord geloofden veel mensen in verschillende goden. 
  • Vanuit Utrecht reisde hij door Nederland om de mensen over Jezus Christus te vertellen.  
  • Willibrord bekeerde veel mensen in Nederland tot het christendom. 
  • In 739 bij Dokkum vermoord.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

 Geestelijken
Paus ->   monniken--> nonnen ---> priesters 
Geestelijkheid had veel invloed op de samenleving:
Priester:  legt uit hoe je moet leven in een preek en alleen zij konden lezen en schrijven, waardoor ze hoge functies hadden

Monniken en nonnen leefden in kloosters. Ze werkten en bidden alleen maar. Ze schreven christelijke of klassieke teksten over -> 'monikkenwerk'

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Wie was Willibrord?
A
Een heer
B
Een horige
C
Een monnik die het christendom verspreidde
D
Een monnik die de Islam verspreidde

Slide 9 - Quizvraag

Heren en horigen
In een graafschap (stuk land van de graaf) woonden en werkten boeren. De grond waar ze dat op deden, was niet van de boeren zelf. Dit was van een (land)heer. 

Slide 10 - Tekstslide

Een donjon, of mottekasteel, was een versterkte wachttoren. Hier woonde de heer als er gevaar was.
Het gebied buiten het domein bestond uit de grond van de vrije boeren en de woeste gronden, onontgonnen gebied en bossen.
De vrije boeren moesten tijdens een oorlog wél meevechten met de heer. De wapenuitrusting moesten ze zelf betalen.
De akkers van de heer werden bewerkt door horigen. Er waren akkers waarbij de volledige opbrengst naar de heer ging, en er waren akkers waarbij een deel van de opbrengst voor de horige boeren was. Overigens moesten ze hun pacht ook weer van deze opbrengst betalen.
Het vroonhof was de boerderij (hoeve) van de heer. Hier woonde de heer als er geen gevaar was. De opbrengsten van zijn akkers werd in schuren opgeslagen. In woningen naast een vroonhof woonden de horige boeren in geval van gevaar, zoals oorlog.
Bij het vroonhof waren stallen voor de dieren en boomgaarden.
Horigen woonden in vredestijd buiten het vroonhof
Met het hofstelsel bedoelen we het hele systeem (stelsel) van heren en horigen, inclusief de pacht en de herendiensten.

Slide 11 - Tekstslide

Het landgoed
  • Landgoed van de heer 
  • Bestond uit twee delen: land van de heer en plek voor de Boeren ( horigen).

  • De opbrengst van de heer blijft van de heer 
   > opbrengst boeren gaat gedeeltelijk naar de heer.  

Slide 12 - Tekstslide

Horigen 
Horigen: boeren die weinig vrijheid kenden en ‘hoorden’ bij het land.
Horigen hadden 4 plichten:
  1. Mochten het land van hun heer niet verlaten; 
  2. Een deel van de oogst afstaan als belasting; 
  3. Allerlei klusjes doen voor hun heer. 
  4. Ze mochten niet trouwen met een vrouw van een andere langgoed.

In ruil hiervoor kregen ze bescherming tegen gevaar. Dit was hun recht.
.

Slide 13 - Tekstslide

Zelfstandig aan de slag. 
Opdracht 
9 t/m 11 
Blz 96 & 97

Slide 14 - Tekstslide

Waarom hadden de geestelijken veel macht?
A
Omdat zij konden lezen en schrijven
B
Zij zorgden voor meer mensen in dienst van de kerk
C
omdat zij het meeste contact hadden met god

Slide 15 - Quizvraag

Een geestelijke is:
A
Iemand die geesten ziet
B
Iemand in dienst van de kerk
C
Iemand in dienst is van een gemeente
D
Een voorlichter

Slide 16 - Quizvraag

De boeren in die tijd noemden we ...
A
Heren
B
Horigen

Slide 17 - Quizvraag

Hoe heette de edelman, die de baas was over een gebied?
A
Adel
B
Horige
C
Heer
D
Ridder

Slide 18 - Quizvraag

Hoe noem je iemand die voor een Godsdienst werkt?
A
Heer
B
Horige
C
Graaf
D
Geestelijke

Slide 19 - Quizvraag

3. Welke uitspraak over horigen is juist?
.

A
Horigen zijn edelen
B
Horigen zijn geestelijken
C
Horigen moesten gehoorzaam zijn aan hun heer
D
Horigen horen bij de kerk

Slide 20 - Quizvraag

Wat zijn horigen?
A
Horigen zijn boeren.
B
Horigen zijn boeren die veel reizen.
C
Horigen zijn nomaden.
D
Horigen zijn boeren die een deel van hun opbrengst moesten afstaan aan de heer.

Slide 21 - Quizvraag

3.1 Monniken en ridders 
Europa wordt christelijk. 
les 3 



 
bb

Slide 22 - Tekstslide

Planning 
Terugblik vorige les 
Uitleg
Zelfstandig werken
nabespreken. 

Slide 23 - Tekstslide

Een geestelijke is:
A
Iemand die geesten ziet
B
Iemand in dienst van de kerk
C
Iemand in dienst is van een gemeente
D
Een voorlichter

Slide 24 - Quizvraag

Wie worden er gezamenlijk geestelijken genoemd?
A
Alleen monniken en priesters
B
Priesters, monniken en nonnen
C
Priesters, keizers, nonnen
D
Monniken, nonnen en graven

Slide 25 - Quizvraag

Wie is GEEN geestelijke?
A
Ridder
B
Priester
C
Non
D
Monnik

Slide 26 - Quizvraag

Vrouwelijke geestelijken in het klooster heten...
A
monniken
B
nonnen
C
geestelijken
D
dominees

Slide 27 - Quizvraag

Het landgoed
  • Landgoed van de heer 
  • Bestond uit twee delen: land van de heer en plek voor de Boeren ( horigen).

  • De opbrengst van de heer blijft van de heer 
   > opbrengst boeren gaat gedeeltelijk naar de heer.  

Slide 28 - Tekstslide

Heren en horigen
In een graafschap (stuk land van de graaf) woonden en werkten boeren. De grond waar ze dat op deden, was niet van de boeren zelf. Dit was van een (land)heer. 

Slide 29 - Tekstslide

Een donjon, of mottekasteel, was een versterkte wachttoren. Hier woonde de heer als er gevaar was.
Het gebied buiten het domein bestond uit de grond van de vrije boeren en de woeste gronden, onontgonnen gebied en bossen.
De vrije boeren moesten tijdens een oorlog wél meevechten met de heer. De wapenuitrusting moesten ze zelf betalen.
De akkers van de heer werden bewerkt door horigen. Er waren akkers waarbij de volledige opbrengst naar de heer ging, en er waren akkers waarbij een deel van de opbrengst voor de horige boeren was. Overigens moesten ze hun pacht ook weer van deze opbrengst betalen.
Het vroonhof was de boerderij (hoeve) van de heer. Hier woonde de heer als er geen gevaar was. De opbrengsten van zijn akkers werd in schuren opgeslagen. In woningen naast een vroonhof woonden de horige boeren in geval van gevaar, zoals oorlog.
Bij het vroonhof waren stallen voor de dieren en boomgaarden.
Horigen woonden in vredestijd buiten het vroonhof
Met het hofstelsel bedoelen we het hele systeem (stelsel) van heren en horigen, inclusief de pacht en de herendiensten.

Slide 30 - Tekstslide

Horigen 
Horigen: boeren die weinig vrijheid kenden en ‘hoorden’ bij het land.
Horigen hadden 4 plichten:
  1. Mochten het land van hun heer niet verlaten; 
  2. Een deel van de oogst afstaan als belasting; 
  3. Allerlei klusjes doen voor hun heer. 
  4. Ze mochten niet trouwen met een vrouw van een andere langgoed.

In ruil hiervoor kregen ze bescherming tegen gevaar. Dit was hun recht.
.

Slide 31 - Tekstslide

3. Welke uitspraak over horigen is juist?
.

A
Horigen zijn edelen
B
Horigen zijn geestelijken
C
Horigen moesten gehoorzaam zijn aan hun heer
D
Horigen horen bij de kerk

Slide 32 - Quizvraag

De boeren in die tijd noemden we ...
A
Heren
B
Horigen

Slide 33 - Quizvraag

Hoe heette de edelman, die de baas was over een gebied?
A
Adel
B
Horige
C
Heer
D
Ridder

Slide 34 - Quizvraag

Wat zijn horigen?
A
Horigen zijn boeren.
B
Horigen zijn boeren die veel reizen.
C
Horigen zijn nomaden.
D
Horigen zijn boeren die een deel van hun opbrengst moesten afstaan aan de heer.

Slide 35 - Quizvraag

Zelfstandig werken
Maken:
Opdracht  8 t/m 12
Blz 87

Slide 36 - Tekstslide