Oefening lezen

Oefentoets
Examenvragen
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets
Examenvragen

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van de tekst ‘Smaken verschillen niet’?
A
overeenkomsten in smaakvoorkeur
B
overeenkomsten tussen vormen
C
verschillen in smaak tussen personen
D
verschillen tussen vorm en beeld

Slide 2 - Quizvraag

Hoe wordt de tekst ingeleid in alinea 1?
A
een conclusie te trekken.
B
een opmerking te plaatsen.
C
een voorbeeld aan te halen.
D
een waarschuwing vooraf te geven

Slide 3 - Quizvraag

De tekst is te verdelen in drie delen met de volgende kopjes:
1 Zoveel mensen, zoveel smaken?
2 Onderzoek naar schoonheidsprincipes
3 Vernieuwing en meerwaarde

Bij welke alinea begint deel 2?
Bij welke alinea begint deel 3? 

Slide 4 - Tekstslide

Bij welke alinea begint deel 2?
Bij welke alinea begint deel 3?
A
Deel 2 --> alinea 3 Deel 3 --> alinea 7
B
Deel 2 --> alinea 3 Deel 3 --> alinea 8
C
Deel 2 --> alinea 2 Deel 3 --> alinea 8

Slide 5 - Quizvraag

2 Onderzoek naar schoonheidsprincipes
3 Vernieuwing en meerwaarde

Bij welke alinea begint deel 2?
--> alinea 3
Bij welke alinea begint deel 3?  --> alinea 8

Slide 6 - Tekstslide

“We houden in het algemeen ook meer van symmetrische dan van
asymmetrische vormen en beelden.” (regels 53-55)
Geef een voorbeeld van het begrip asymmetrie dat genoemd wordt in
alinea 5 of alinea 6.

Slide 7 - Open vraag

“Dezelfde esthetische norm hanteren we voor levenloze objecten (…)”
(regels 91-92)
Welke esthetische norm wordt hier bedoeld?
A
de norm dat onderlinge afstanden niet mogen afwijken van het gemiddelde
B
de norm dat voor levenloze objecten hetzelfde moet gelden als voor niet-levenloze
C
de norm dat vormen in gewone gezichten niet te veel mogen verschillen
D
de norm dat zaken best anders mogen zijn, maar niet te veel mogen afwijken

Slide 8 - Quizvraag

“(…) onze luie geest wil het wel meteen kunnen herkennen als een stoel
of een wijnglas.” (regels 96-98)
 Citeer een zin uit alinea 8 die deze bewering afzwakt.

Slide 9 - Open vraag

Heel veel succes!

Slide 10 - Tekstslide