KL1 P5 fictie A3: personages

KL1 P5 Fictie A3
personages
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

KL1 P5 Fictie A3
personages

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van deze lessen ...
... weet je wat een personage is en kan je de kenmerken van typen en karakters benoemen
... kun je in een verhaal herkennen welke personages typen of karakters zijn
... kun je zelf voorbeelden geven van typen en karakters
... kun je in verhalen of films uitleggen waarom de hoofdfiguur meer een karakter of een type is en wat de nuances zijn






Slide 2 - Tekstslide

Eerst even dit: fictie is ...
A
verzonnen
B
echt gebeurd

Slide 3 - Quizvraag

Realistisch is ...
A
lijkt op de werkelijkheid, kan echt gebeuren
B
lijkt niet op de werkelijkheid, kan niet echt gebeuren

Slide 4 - Quizvraag

Non-fictie
Verhalen, teksten en tv-programma's die niet zijn verzonnen:

Slide 5 - Tekstslide

Realistische fictie

Niet-realistische fictie


Slide 6 - Tekstslide

Dan gaan we het nu over personages hebben!

Slide 7 - Tekstslide

Wat is een personage?

Slide 8 - Woordweb

Wat betekent het Latijnse woord persona?
A
masker
B
persoon
C
persoonlijk
D
pers

Slide 9 - Quizvraag

Persona
Acteurs droegen in de klassieke oudheid maskers. Aan zo'n masker kon het publiek snel zien wat voor soort figuur werd uitgebeeld. Een ander woord voor personage is verhaalfiguur.

Slide 10 - Tekstslide

We kunnen op drie manieren naar personages kijken:

helden & schurken
typen & karakters
innerlijk & uiterlijk

Slide 11 - Tekstslide

Zoek een foto van een schurk

Slide 12 - Open vraag

Welke overeenkomst hebben schurken?

Slide 13 - Open vraag

Zoek een foto van een held

Slide 14 - Open vraag

Welke overeenkomst hebben helden?

Slide 15 - Open vraag

helden & schurken
Een schurk is de tegenpool van de held. Schurken kunnen van elkaar verschillen, maar zijn allemaal in-en-in slecht.
Helden bestrijden schurken om het kwaad te overwinnen.

Slide 16 - Tekstslide

Wat betekent het Oudgriekse typos?
A
Traditioneel Grieks gerecht bestaande uit aan een grote spies gegrild varkensvlees, in reepjes gesneden en gekruid
B
tropische cycloon
C
afdruk
D
vorm

Slide 17 - Quizvraag

'Archa' is Oudgrieks voor 'oud'. Wat is een archetype dus?

Slide 18 - Open vraag

Personage dat verandert en meerdere kanten heeft. Lijkt meer op mensen van vlees en bloed. 
Personage dat snel herkenbaar is en met versimpeling of overdrijving is uitgebeeld
karakter 
type

Slide 19 - Sleepvraag

typen & karakters
Een personage dat snel herkenbaar is, heet een type. Is een personage veelzijdig en lijkt het op een mens van vlees en bloed, dan noem je het een karakter. Karakters maken een ontwikkeling door. 

Slide 20 - Tekstslide

Waarom zijn Anna en Elsa karakters?

Slide 21 - Open vraag

uiterlijk
innerlijk
lichaamsbouw, kleding, haarkleur, leeftijd
relatie tot andere personages (broer/zus; vader/zoon; werkgever/werknemer)
gedachten
gevoelens
gedrag: betrouwbaar, chaotisch, introvert

Slide 22 - Sleepvraag

innerlijk & uiterlijk
Onder uiterlijk verstaan we alles wat je aan de buitenkant 
kunt zien. Daar hoort ook gedrag bij!
Met innerlijk bedoelen we de gedachten en gevoelens van een personage: dingen die je niet aan de buitenkant kunt zien.

Slide 23 - Tekstslide

Als je het gedrag van een personage wilt begrijpen, zul je in je boek goed moeten letten op:

Slide 24 - Open vraag

Waarom doet iemand iets?
Als je een personage beschrijft, door het uiterlijk én innerlijk aan te geven, leer je zijn drijfveren en afwegingen kennen.  
Daardoor begrijp je het gedrag steeds beter. 

Slide 25 - Tekstslide

Aan de slag... 
Kern, fictie A3 p. 143: lekker lezen!
En we maken opdracht 1 t/m 5

Slide 26 - Tekstslide