Spelling les 4 tekens en getallen havovwo3

Donderdag 10 september
Nieuwsquiz

Uitleg gebruik apostrof, getallen schrijven en enkele/enkelen

Aan de slag met Wikiwijs


1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Donderdag 10 september
Nieuwsquiz

Uitleg gebruik apostrof, getallen schrijven en enkele/enkelen

Aan de slag met Wikiwijs


Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les
Na deze les kun je

woorden met en zonder apostrof correct spellen

getallen in een zin correct spellen

Slide 2 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een woord met een apostrof

Slide 3 - Open vraag

Wanneer gebruik je een apostrof?


1 Bij een afkorting of verkleinwoord met -er erachter       PVV'er vmbo'er
2 Bij het meervoud van afkortingen                                          dvd's
3 Bij het meervoud van woorden op -y                                     baby's (cowboys)
4 Bij bezitsvormen van namen die eindigen                          Hanna's tas
op een lange klinker of -y                                                                Benny's fiets
5 Bij bezitsvormen van namen die eindigen op                   Kees' boek
een s-klank                                                                                            Max' telefoon
6 Bij woorden of getallen waarvan je een deel weglaat   's morgens, in '99

Slide 4 - Tekstslide

Theorie apostrof 
In de volgende slides krijg je iedere keer een woord met een apostrof. Daaronder staat vier regels wanneer je een apostrof kunt gebruiken. Kies welke regel past bij dat woord.   

Slide 5 - Tekstslide

A’dam
A
Vervanging van een aantal letters
B
Bij sommige bezitsvormen
C
Bij meervouden
D
Bij letterwoorden en cijferwoorden

Slide 6 - Quizvraag

De pony’s
A
Vervanging van een aantal letters
B
Bij sommige bezitsvormen
C
Bij meervouden
D
Bij letterwoorden en cijferwoorden

Slide 7 - Quizvraag

Wc’tje
A
Vervanging van een aantal letters
B
Bij sommige bezitsvormen
C
Bij meervouden
D
Bij letterwoorden en cijferwoorden

Slide 8 - Quizvraag

Mila’s oorbellen
A
Vervanging van een aantal letters
B
Bij sommige bezitsvormen
C
Bij meervouden
D
Bij letterwoorden en cijferwoorden

Slide 9 - Quizvraag

Zo’n
A
Vervanging van een aantal letters
B
Bij sommige bezitsvormen
C
Bij meervouden
D
Bij letterwoorden en cijferwoorden

Slide 10 - Quizvraag

‘s nachts
A
Vervanging van een aantal letters
B
Bij sommige bezitsvormen
C
Bij meervouden
D
Bij letterwoorden en cijferwoorden

Slide 11 - Quizvraag

Vul in de zin het goede woord in. Gebruik een apostrof als dat nodig is.
(Merle) kleding ziet er altijd duur uit

Slide 12 - Open vraag

Vul in de zin het goede woord in. Gebruik een apostrof als dat nodig is.
Thuis hebben we twee (buggy) voor de oppaskinderen van mijn moeder.

Slide 13 - Open vraag

Het schrijven van getallen

Wanneer schrijf je getallen in letters en wanneer in cijfers?


De meest gebruikelijke regel is dat je getallen tot twintig in letters schrijft: zes, negen, elf, negende.
 
Cijfers gebruik je bij getallen boven de twintig, behalve bij ronde getallen. 


Voorbeelden: 

Bij een ongeluk met een veerpont zijn 115 mensen omgekomen.

Mijn woonplaats telt momenteel 23 225 inwoners.

Zij verkochten wel tweehonderd koeien aan een Duitse boer.


Voor tientallen tot honderd, honderdtallen tot duizend, duizendtallen tot twaalfduizend en woorden als miljoen, miljard, drie biljoen en zesmiljoenste gebruik je letters.


Voorbeelden:

Bij de demonstratie kwamen maar vierhonderd mensen opdagen.
 Ons koor heeft wel dertig alten.  

De tienduizendste bezoeker kreeg een cadeau.

Slide 14 - Tekstslide

Welk woord is niet correct gespeld?
A
6
B
65
C
65 miljoen
D
65 duizend

Slide 15 - Quizvraag

Welk woord is correct gespeld:
6 uur of 18:00 uur?
A
zes uur
B
18:00 uur
C
Het is beide fout gespeld.
D
Het is beide goed gespeld.

Slide 16 - Quizvraag

Welk woord is fout gespeld?
A
driekwartsmaat
B
driekwart
C
twee en een half
D
2 1/2

Slide 17 - Quizvraag

Zelfstandig gebruik 
  • Zelfstandig gebruikte woorden krijgen -n als ze op mensen slaan die niet in dezelfde zin genoemd worden.
    Enkelen hielden zich niet aan de regels.
  • Zelfstandig gebruikte woorden krijgen geen -n als ze op mensen slaan die wel in dezelfde zin genoemd worden.
    Er waren deelnemers die moesten opgeven, maar de meeste haalden de finish. (= de meeste deelnemers)
  • Zelfstandig gebruikte woorden krijgen geen -n als ze op dieren, planten of dingen slaan.
    Alle honden kregen een snoepje. De meeste vogels leggen eieren. 
  • Bijvoeglijk gebruikte woorden krijgen geen –n: vele aanwezigen, beide gemeenten, alle medewerkers, enkele glazen bier.

Slide 18 - Tekstslide

Meerdere/ meerderen leerlingen begrepen de vraag niet
A
Meerdere
B
Meerderen

Slide 19 - Quizvraag

Sommigen/sommige wisten al goed wat ze moesten doen
A
Sommigen
B
Sommige

Slide 20 - Quizvraag

Enkele / enkelen leerlingen waren te laat op school
A
Enkelen
B
Enkele

Slide 21 - Quizvraag

Dit zijn de enige /enigen aardbeien die we verkopen
A
Enige
B
Enigen

Slide 22 - Quizvraag

Alle/ allen pennen doen het nog
A
allen
B
alle

Slide 23 - Quizvraag

Beiden/ beide hadden het werk niet af
A
Beiden
B
Beide

Slide 24 - Quizvraag

De meeste/meesten zullen met dit warme weer gaan zwemmen
A
Meesten
B
Meeste

Slide 25 - Quizvraag

Er waren maar enkelen/ enkele die het antwoord wisten op de vraag
A
enkele
B
enkelen

Slide 26 - Quizvraag

De andere/ anderen leerlingen gingen met de fiets
A
Andere
B
Anderen

Slide 27 - Quizvraag

Aan de slag
Maken via Wikiwijs opdracht 13, 14, 15

Slide 28 - Tekstslide