week 20 SO , werkwoorden + vervoersmiddelen

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Buenos días

¿Qué vamos a hacer?

• SO 
• werkwoorden
• vervoersmiddelen

Miércoles, 18 de mayo

Parc Guell in Barcelona

gebouwd door Gaudí

SO - 25 minutos

Aan het einde van deze les ...

• Ken ik de onregelmatige werkwoorden ir, coger, seguir, jugar en conocer 
• Weet ik hoe de vervoersmiddelen in het Spaans heten.
• Weet ik hoe je de voorzetsels 

  a, de en en gebruikt. 

LEERDOELEN

Vamos a corregir

Módulo pág. 30 2.1 y 2.2

pág. 31 ej. A

LA: pág. 102, ej. 1

VUL DE JUISTE VORM VAN HET WERKWOORD IN

ir, nosotros

conocer, tú

jugar, Pepe

ir, mi familia

coger, yo

seguir, usted

conocer, yo

jugar, mis amigos

seguir, Carmen y yo

concer, Javi y tú

ir, yo

coger, Ana y Lucía

seguir, vosotros

seguir, yo

GPL - tarea 2

Leerdoelen

Tarea 3.1 - medios de transporte

• LA: pág. 104, ej. 1 - vamos a escuchar y rellenar la lista de vocabulario.

• ej. 2 ¿Cómo son los medios de transporte? Haz el ejercicio y rellena la lista de vocabulario.

pista 61

LEERDOEL: transport

Tarea 3.2 Preposiciones (voorzetsels)

en = in/op

          in combinatie met een vervoersmiddel betekent het                  "met"

          en coche = met de auto, en bici = met de fiets

a    = naar (richting) 

           voy a Madrid, voy al colegio

de  =  van/uit (afkomst)

           Vengo de Barcelona.

¡OJO!

te voet = a pie

LEERDOEL: voorzetsels

ahora a trabajar...

LA: pág. 104 ej. 2

Module: pág. 34: Haz el ejercicio A

Leren Module 3.1: voorzetsels a, de, en

LE: ej. 6.1, 6.4, 6.5, 6.6,