2.3 Het ontstaan van de verzuiling

Leerdoel deze les
  1. Je kunt in je eigen woorden het begrip verzuiling uitleggen.
  2. Je kunt de vier zuilen benoemen.
  3. Je kunt in je eigen woorden uitleggen hoe de verzuiling is ontstaan.
  4. Je kunt in je eigen woorden het begrip emancipatie uitleggen.
  5. Je kunt een gevolg noemen van de verzuiling. 


1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Leerdoel deze les
  1. Je kunt in je eigen woorden het begrip verzuiling uitleggen.
  2. Je kunt de vier zuilen benoemen.
  3. Je kunt in je eigen woorden uitleggen hoe de verzuiling is ontstaan.
  4. Je kunt in je eigen woorden het begrip emancipatie uitleggen.
  5. Je kunt een gevolg noemen van de verzuiling. 


Slide 1 - Tekstslide

Emancipatie is het verkrijgen van gelijke rechten en het opheffen van achterstanden.

Slide 2 - Tekstslide

Emancipatiebewegingen:
1.  Vrouwen (o.a. kiesrecht en recht op studie)

2. Arbeiders (kiesrecht/sociale wetgeving zoals minimumlonen, 
    8-urige werkdag, ouderdomsverzekering)

3. Confessionelen (schoolstrijd=strijd voor de financiële
    gelijkstelling van het openbaar en bijzonder onderwijs)

Confessionelen (katholieken en protestanten)  gebruiken de bijbel als uitgangspunt voor hun politieke ideeën.


Slide 3 - Tekstslide

Verzuiling
Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw ontstaat er in Nederland een verzuilde samenleving.

De Nederlandse bevolking kun je vanaf dan opdelen in vier verschillende groepen of zuilen.

Mensen leven naast elkaar.
Niet met elkaar.

 
Zuilen
We noemen de groepen in de Nederlandse samenleving ook wel zuilen. Net als bij een Griekse tempel staan de zuilen (of groepen) wel naast elkaar maar raken elkaar niet. De groepen hebben onderling ook weinig contact. Maar de zuilen werken wel samen om het dak te dragen, net zoals de groepen het dak 'Nederland' dragen. 

Slide 4 - Tekstslide

Verzuiling is de maatschappij opdelen in bevolkingsgroepen die zijn georganiseerd op basis van hun politieke overtuiging of geloof.

Slide 5 - Tekstslide

Een zuil is een bevolkingsgroep met een eigen levensovertuiging en eigen organisaties. 

Slide 6 - Tekstslide

De zuilen
De Nederlandse bevolking kun je opdelen in vier verschillende groepen of zuilen, namelijk:

  1. Protestanten
  2. Katholieken
  3. Socialisten
  4. Liberalen
Liberalen.
Voor liberalen was vrijheid (engels = liberty) belangrijk. Mensen moesten vrij zijn om hun eigen levensomstadigheden te kunnen verbeteren. De overheid moest zich daarom niet zo veel met de bevolking bemoeien, doorvoorbeeld door wetten te maken. 
Socialisten.
Voor de socialisten was gelijkheid belangrijk. Zij wilden de verschillen tussen arm en rijk verkleinen en kwamen op voor de rechten van de arbeiders. 
Katholieken.
Katholieken zijn christenen die de Paus in Rome als hun leider zien. Zij vinden het geloof belangrijk en vinden dat ook in de politiek de christelijke regels gevolgd moeten worden. 
Protestanten
Protestanten zijn christenen die de Bijbel als de belangrijkste bron van hun geloof zien. Zij vinden het geloof belangrijk en vinden dat ook in de politiek de christelijke regels gevolgd moeten worden. 

Slide 7 - Tekstslide

Ontstaan 1
Tussen ongeveer 1850 en 1900 werd Nederland geregeerd door liberalen.
Zij bepaalden wat er gebeurde op het gebied van politiek, de sociale kwestie en onderwijs.


De andere groepen (protestanten, katholieken en socialisten) hadden weinig invloed, maar wel kritiek op het beleid van de liberalen. 

Slide 8 - Tekstslide

Ontstaan 2 
Om sterker te staan gaan de protestanten, kahtolieken en socialisten zich organiseren, bijvoorbeeld in poltieke partijen.

Maar... later ook vakbonden, kranten, sportclubs, scholen en bejaardenhuizen.
Elke zuil voor zichzelf. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Kuyper:
Protestanten

Schaepman:

Katholieken 

Slide 11 - Tekstslide

 Protestanten
  • Eerste politieke partij van Nederland: ARP (1879).
  • Abraham Kuyper, 
  • Stemmers: "Kleine Luyden": arbeiders die hard werkten: winkeliers, schoolmeesters, boeren.
  • Kuyper wil dat zijn achterban mag stemmen.  

Slide 12 - Tekstslide

Katholieken
  • RKSP & KVP
  • Herman Schaepman
  • Achtergestelde groep (alleen veel katholieken in het Zuiden). Willen dezelfde rechten als protestanten.
  • Vanaf 1848 groeien zij in aantal: door de nieuwe grondwet was er vrijheid van geloof en vrijheid van onderwijs. 

Slide 13 - Tekstslide


De schoolstrijd
  • Het openbare onderwijs werd betaald door de overheid en was neutraal.
  • Protestanten en katholieken richtten hun eigen scholen op. Dit is het bijzonder onderwijs.
  • De confessionelen streden voor gelijke rechten (emancipatie):
  1. De overheid moest ook bijzondere scholen financieren (schoolstrijd).
  2. Bij het maken van wetten moet meer rekening gehouden worden met geloof.
  • In 1917 werden alle scholen gelijk gesteld.  





Slide 14 - Tekstslide


Openbare scholen:  
  • zijn gesticht door de overheid.
  • moeten kinderen opvoeden tot moderene en weldenkende burgers.
  • kregen subsidie van de overheid

Bijzondere scholen:  
  • zijn NIET gesticht door de overheid
    .
  • gaan uit van het geloof.
  • kregen GEEN subsidie van de onderheid.
Scholen

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Politiek 1
In de politiek moeten de zuilen wel samenwerken

Want... geen enkele zuil haalde de meerderheid in de verkiezingen. 
(Je hebt een meerderheid nodig om een regering te mogen vormen)

Het dak van de Tempel van de Nederlandse Verzuiling staat symbool voor het Nederlandse bestuur. 

Slide 17 - Tekstslide

Politiek 2
De liberalen en socialisten werken samen.

Want... zij wilden allebei kierecht voor iedereen. In plaats van alleen mensen die veel belasting betaalden.

Slide 18 - Tekstslide

Politiek 3
De katholieken en protestanten werken samen.

Want... zij wilden allebei subsidie voor christelijke scholen

Hoe zit dat?

Slide 19 - Tekstslide

Politiek 4

De katholieken en protestanten krijgen subsidie voor bijzondere scholen. 

In ruil voor...

De liberalen en socialisten krijgen algemeen mannen kiesrecht. 
Oplossing? in 1917

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Opkomst socialisme= positie arbeiders willen verbeteren. Veel overheidsingrijpen in de economie.

  • Karl Marx  was journalist en zag de ellende van de arbeiders en schreef er een boek over: het Communistisch Manifest. Er moest wat gedaan worden aan de verschillen tussen arm-rijk, onrechtvaardige omstandigheden arbeiders.
  • Karl Marx, Friedrich Engels dachten dat er een klassenstrijd zou komen tussen de arbeiders (proletariaat) en de bourgeoisie (fabriekseigenaren). 

Slide 22 - Tekstslide

  • Er zou een revolutie komen en een ideale samenleving. Al het kapitalisme zou verdwijnen en de dictatuur van het proletariaat zou beginnen.
  • Alle productiemiddelen zouden gemeenschappelijk eigendom van het proletariaat worden. (grond, de mijnen, winkelbedrijven, fabrieken). Er zou een klassenloze samenleving, zonder uitbuiting en onderdrukking komen met de communistische heilstaat als ideale samenleving.

Slide 23 - Tekstslide

SDAP (Sociaal Democratische Arbeiders Partij)
ARP (Anti-Revolutionaire Partij)

Slide 24 - Tekstslide

Splitsing socialisme in communisme en sociaaldemocraten
  • Aanhangers Marx (communisten) wilden met een gewelddadige revolutie verbeteringen voor de arbeiders afdwingen.
  • De Sociaaldemocraten wilden via parlementaire weg met sociale wetgeving verbetereingen voor de arbeiders realiseren. Om deze sociale wetten te realiseren moest er algemeen kiesrecht komen, zodat de arbeiders op hun partij konden stemmen en ze zo de sociale wetten in konden gaan voeren. 

Slide 25 - Tekstslide

Pieter Jelles Troelstra (SDAP)
Ferdinand Domela Nieuwenhuis (SDB)

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Link