Herhaling 4.3 + uitleg 4.4

Herhaling 4.3
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling 4.3

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een horige?
A
Een vrije boer
B
Een halfvrije boer
C
Een boer
D
Een boer die niet vrij is

Slide 2 - Quizvraag

Een horige is dus een halfvrije boer, maar waarom is de boer halfvrij? Leg uit

Slide 3 - Open vraag

De boeren woonden/werkten op een domein, wat is een domein
A
Gebied van een edelman of klooster
B
Stuk grond van de leenheer
C
Hun eigen grondgebied waar ze dingen op verbouwden
D
Stuk grond van de gemeente

Slide 4 - Quizvraag

Welk begrip past bij deze afbeelding?

Slide 5 - Open vraag

Boeren mochten op het domein werken omdat:
A
Ze hun werk goed deden
B
Ze een deel van de oogst moesten afstaan
C
Ze herendiensten verrichten
D
Dat normaal was

Slide 6 - Quizvraag

Leenstelsel
Hofstelsel
Politiek systeem
Economisch systeem
Boeren waren halfvrij
Heren lieten ridders vechten
herendiensten

Slide 7 - Sleepvraag

In de middeleeuwen was er ook een verdeling van sociale groepen, welke drie ken je?

Slide 8 - Open vraag

De adel en de geestelijkheid hadden privileges, wat zijn dat?
A
Dat je alles privé mag houden
B
Dat je veel belasting moest betalen
C
Dat je het voorrechten had, speciale rechten
D
Dat ze verplicht waren hun domein uit te lenen

Slide 9 - Quizvraag

Waaraan herken jij de standen? noem per stand 1 voorbeeld

Slide 10 - Open vraag

Paragraaf 4.4 De opkomst van de islam  

Slide 11 - Tekstslide

Herhaling 4.4

Slide 12 - Tekstslide

Mohammed is de belangrijkste profeet van de islam, wat is een profeet?
A
Arabisch voor god
B
Boodschapper
C
Missionaris
D
Monnik

Slide 13 - Quizvraag

Welke steden zijn het belangrijkste voor de moslims?
A
Mekka en Jeruzalem
B
Medina en Jeruzalem
C
Mekka en Medina
D
Jeruzalem en Rome

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een overeenkomst tussen het christendom en de islam?
A
Het christendom
B
Ze hebben beide één god
C
Ze hebben beide hetzelfde heilige boek
D
Ze hebben beide veel aanhangers

Slide 15 - Quizvraag

Noem 1 verschil tussen het christendom en de islam

Slide 16 - Open vraag

Allah betekent letterlijk:
A
Arabisch voor god
B
Arabisch voor profeet
C
Arabisch voor godsdienstig
D
Arabisch voor islam

Slide 17 - Quizvraag