H5 les3

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolWOvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 7 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Bij een exotherme reactie komt het verschil in chemische energie tussen de beginstoffen en de reactieproducten vrij, bijvoorbeeld in de vorm van warmte.
A
juist
B
onjuist
C

Slide 2 - Quizvraag

Het verschil in chemische energie tussen de beginstoffen en de reactieproducten is de activeringsenergie.
A
juist
B
onjuist
C

Slide 3 - Quizvraag

Volgens de wet van behoud van energie is er geen verschil in chemische energie tussen de beginstoffen en de reactieproducten.
A
juist
B
onjuist
C

Slide 4 - Quizvraag

hoort de grafiek bij een exotherm reactie?
A
juist
B
onjuist
C

Slide 5 - Quizvraag

In een reageerbuis waarin een endotherme reactie plaatsvindt, stijgt de temperatuur.
A
juist
B
onjuist
C

Slide 6 - Quizvraag

Reactiewarmte wordt berekend in joule per mol. Voor de verbranding van propaan geldt:
A
De reactiewarmte is +22,19∙10⁵ J mol. Het is een endotherme reactie
B
De reactiewarmte is −22,19∙10⁵J/ mol. Het is een exotherme reactie
C

Slide 7 - Quizvraag

verbrandingswarmte
vormingswarmte
reactiewarmte
de hoeveelheid warmte die vrijkomt bij de reactie van 1 mol van een verbinding die in een chemische reactie reageert met zuurstof 
de hoeveelheid warmte die vrijkomt bij of nodig is voor de vorming van 1 mol van een verbinding uit de elementen
de hoeveelheid warmte die vrijkomt bij of nodig is voor een reactie per mol van een van de betrokken stoffen

Slide 8 - Sleepvraag

Wat is de juiste berekening voor het berekenen van de reactiewarmte in J/ mol H₂O₂(l)?
2 H₂O₂(l) → O₂(g) + 2 H₂O(l)
A
• ΔE = (½ ∙ Ev(O₂) − 1 ∙ Ev(H₂O(l))) + (1 ∙ Ev(H₂O₂))
B
• ΔE = (½ ∙ Ev(O₂) + 1 ∙ Ev(H₂O(l))) − (1 ∙ Ev(H₂O₂))
C
• ΔE = (1 ∙ Ev(O₂) + 2 ∙ Ev(H₂O(l))) − (2 ∙ Ev(H₂O₂))
D
• ΔE = (2 ∙ Ev(H₂O₂)) − (1 ∙ Ev(O₂) + 2 ∙ Ev(H₂O(l)))

Slide 9 - Quizvraag

er zijn reactievergelijkingen op te stellen waarbij de reactiewarmte gelijk is aan de vormingswarmte van de gevormde verbinding.


A
• 2 H₂(g) + O₂g) → 2 H₂O(l)
B
H2(g) + ½ O₂(g) → H2O(l)
C
• H₂O(l) → H₂(g) + ½ O₂(g)
D
• H₂O(l) → H₂(g) + ½ O₂(g)

Slide 10 - Quizvraag

Welke bindingen worden verbroken bij het verdampen van methanol, CH₃OH(l)?
A
Atoombindingen, metaalbindingen
B
Vanderwaalsbindingen, waterstofbruggen
C
Atoombindingen, waterstofbruggen
D
Vanderwaalsbindingen, metaalbindingen

Slide 11 - Quizvraag


Welke drie verbindingen zijn alle zouten?
A
CF₄(l), H₂PO₄(l), K(s)
B
KClO₄(s), Li₂S(s), NH₃(g)
C
O₂(g), Pb(s), UO₃
D
KClO₄(s), Li₂S, UO₃(s)

Slide 12 - Quizvraag