zintuigen

Zintuigen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgendeMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Zintuigen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies

De zintuigen
- Zintuigen zorgen ervoor dat je kunt waarnemen
- Zintuigen doen dit de hele dag door
- Ook buiten je bewustzijn om

Best een mooi systeem van ons lichaam dus!

Slide 3 - Tekstslide

Zintuigcellen zetten informatie van de buitenwereld om in elektrische signalen
Geluid
Licht
tast
reuk
smaak
temperatuur
Zintuigen
- Organen die bepaalde prikkels overbrengen
- Zetten prikkels om in impulsen
- Zenuwen pakken signalen op en geven het door aan je ruggenmerg
- Bestaat uit 6 zintuigen:
reuk, smaak, gevoels, gezichts, gehoor 
en evenwichtszintuig.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prikkels en impulsen
Een prikkel is een berichtje (uit de omgeving) dat wordt opgevangen in een zintuig.

In je zintuig wordt zo'n prikkel omgezet in een elektrisch stroompje, dat noem je een impuls

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De zintuigcellen

Zintuigcellen:
Zintuigen kunnen prikkels waarnemen omdat ze een grote aantal zintuigcellen hebben.
Andere naam voor die specifieke cellen: receptoren of sensoren.

Slide 6 - Tekstslide

exteroreceptoren reageren op prikkels van buiten het lichaam
tong= smaak
neus= reuk
oog= gezichtsvermogen
oor=gehoor
huid= tast

interoreceptoren reageren op prikkels binnen het lichaam.
properiocepetoren geven informatie over het bewegingsapparaat. 
en de wanden van alle holle organen (darmen, longen, maag mondholte, urinewegen en bloedvaten)  geven informatie over de inhoud van het orgaan.
Zintuigen
elke zintuigcel is maar gevoelig voor 1 soort prikkel

Bv: zintuigcellen in je oog, gevoelig voor licht.

Net zoals een deurbel; reageert alleen als je op het knopje drukt!

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zintuigen
Neurotransmitters:
Een chemische stof die elektrische prikkels kan overbrengen.

Als er genoeg neurotransmitters vrijkomen, dan wordt de aangrenzende gevoelszenuw geprikkeld en ontstaat er een impuls op de betreffende zenuw.

Slide 8 - Tekstslide

Chemische stoffen (neurotransmitters) gemaakt in de synaps helpen het signaal over te laten springen. Het signaal gaat verder over de uitloper van de volgende zenuwcel. Als zintuigen geprikkeld worden, worden via zenuwen signalen naar de hersenen gestuurd. Deze signalen worden impulsen genoemd.
Reflex (en reflexboog)
Reflexboog


  • zintuigcel
  • gevoelszenuwcel
  • schakelcellen in
     ruggenmerg of hersenstam
  • bewegingszenuwcel
  • spier/klier
    REACTIE

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zintuigen
Prikkeldrempel en drempelwaarde:
Prikkel moet een bepaalde sterkte hebben voordat een zintuigcel kan reageren. 
Sterkte die nodig is, noemen we drempelwaarde.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reukzintuig
- Kun je mee ruiken
- Geuren waarschuwen je voor gevaar
- Reukslijmvlies bestaat uit reukzintuigcellen, slijmklieren en steuncellen
- Reukzintuigcellen zijn langgerekte
gespecialiseerde zenuwuiteinden
- Geurreceptoren zorgen ervoor dat
er een impuls ontstaat.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reukzintuig
- Reukzintuig is als enige verbonden met het limbisch systeem, je emotionele brein
- Bijvoorbeeld een speciale geur van een drankje wat je terug brengt naar het moment dat je daar erg ziek van bent geworden.

Slide 12 - Tekstslide

De structuren in het limbisch systeem zijn betrokken bij emotie, motivatie, genot en het emotioneel geheugen. 
Het limbische systeem is onderdeel van de grote hersenen.
Smaakzintuig

- Om te proeven
- Proeven is samenspel van smaak en geurwaarneming
- Bij proeven blijft het niet; structuur en temperatuur belangrijke rol. Warme soep beter dan koude, krokante chips beter dan slappe chips
- Als je iets echt niet lust, kun je gaan kokhalzen, reflex

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Smaakzintuig
- Smaakzintuig bestaat uit smaakzintuigcellen en zenuwvezels van drie hersenzenuwen:
1. tong-keelzenuw
2. aangezichtszenuw
3. zwervende zenuw
- Smaken proef je als ze in contact komen met vocht. Bij een droge tong proef je weinig. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werking smaak

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar proef je welke smaak?

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Gevoelszintuig
- Kunnen we mee voelen
- Bewust worden van het feit dat je iets aanraakt
- Voelen doe je via je huid, je huid is één groot voelorgaan
- Miljoenen zintuigcellen; druk, pijn, warmte en kou


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevoelszintuig
Werking gevoelszintuig:
Prikkels die gevoelszintuigen ontvangen, worden omgezet in een impuls
- er ontstaat een impuls als ze vervormen
- vervolgens gaan de impulsen via de uitlopers van de zenuwcel naar het ruggenmerg
- vanuit daar vervoerd naar de grote hersenen --> naar de gevoelsschors, daar wordt de informatie verwerkt en word je bewust van wat je voelt.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zintuigen in de huid
  1. Tastzintuigen
  2. Drukzintuigen
  3. Pijnzintuigen
  4. Warmte zintuigen
  5. Koude zintuigen

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de zintuigen zitten in je
A
organen
B
oren, ogen, tong, neus
C
oren, ogen, tong, neus, huid
D
in je hersenen

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de drempelwaarde bij een zintuig?
A
maximale sterkte om een prikkel waar te nemen door een zintuigcel
B
minimale sterkte om een prikkel waar te nemen door een zintuigcel
C
minimale verschil in een prikkel die je nog waar kan nemen
D
maximale verschil in een prikkel die je nog waar kan nemen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zintuigcellen maken van prikkels...
A
Prikkels
B
Impulsen
C
Warmte
D
Geur

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zintuigen reageren op ...
A
informatie
B
een impuls
C
een prikkel
D
dat waar je hersenen op willen reageren

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies