Oefenquiz H1 Nederland 1848 tot 1914

Van wie kan de volgende uitspraak zijn:
"Alleen rijke en goedopgeleide burgers kunnen iets verstandigs zeggen over het bestuur van NL
A
Thorbecke
B
Schaepman
C
Kuyper
D
Troelstra
1 / 34
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Van wie kan de volgende uitspraak zijn:
"Alleen rijke en goedopgeleide burgers kunnen iets verstandigs zeggen over het bestuur van NL
A
Thorbecke
B
Schaepman
C
Kuyper
D
Troelstra

Slide 1 - Quizvraag

Wie kan gezegd hebben: "Ik ben erg tevreden met de uitkomst van de pacificatie van 1917"
A
Liberaal
B
Confessioneel
C
Socialist
D
Feminist

Slide 2 - Quizvraag

Wie kan er gezegd hebben: "Maatschappelijke problemen kun je het beste oplossen met hulp van de bijbel"
A
Thorbecke
B
Schaepman
C
Troelstra
D
Kuyper

Slide 3 - Quizvraag

Wie kan gezegd hebben: "Mijn vader had Thorbecke nooit die grondwet moeten laten schrijven"
A
Thorbecke
B
Willem I
C
Willem II
D
Willem III

Slide 4 - Quizvraag

Wie is deze man?
A
Willem I
B
Willem II
C
Thorbecke
D
Troelstra

Slide 5 - Quizvraag

Welke reden heeft Willem II om de grondwet toch te laten invoeren?

Slide 6 - Open vraag

Welke drie politieke stromingen zijn er?

Slide 7 - Open vraag

De regering heeft de ... macht
A
Uitvoerende
B
Wetgevende
C
Rechtsprekende

Slide 8 - Quizvraag

Het parlement bestaat uit:
A
Ministers en staatssecretarissen
B
Ministers en koningen
C
Eerste en Tweede Kamer
D
Eerste Kamer en ministers

Slide 9 - Quizvraag

Is het mogelijk als minister in de Tweede Kamer te zitten?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een klassiek grondrecht?

Slide 11 - Open vraag

Wat is een coalitie?
A
Meerderheid van partijen
B
Samenwerkende partijen
C
Partijen die samen regering vormen
D
Overige partijen in de Kamer

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het recht van Interpellatie?

Slide 13 - Open vraag

Wat is het recht van Initiatief?

Slide 14 - Open vraag

Wie heeft/hebben het recht van amendement?
A
Eerste Kamer
B
Tweede Kamer
C
Beide Kamers

Slide 15 - Quizvraag

Welke koning is vorst tijdens de Luxemburgse Kwestie?
A
Willem I
B
Willem II
C
Willem III
D
Willem-Alexander

Slide 16 - Quizvraag

Waarom is de Luxemburgse Kwestie een bijzonder punt in de GS?

Slide 17 - Open vraag

Is deze afbeelding van voor of na de Industrialisatie?
A
Voor
B
Na

Slide 18 - Quizvraag

Van welke manier van verandering wordt hier gebruik gemaakt?
A
Via revolutie
B
Via vakbonden
C
Via Parlement

Slide 19 - Quizvraag

Wie is deze man?
A
Thorbecke
B
Schaepman
C
Kuyper
D
Troelstra

Slide 20 - Quizvraag

Bij welke partij hoort Kuyper?
A
ARP
B
Liberale Unie
C
SDAP
D
RKSP

Slide 21 - Quizvraag

Wie is deze man?
A
Thorbecke
B
Schaepman
C
Kuyper
D
Troelstra

Slide 22 - Quizvraag

Bij welke partij hoort Troelstra?
A
ARP
B
Liberale Unie
C
SDAP
D
RKSP

Slide 23 - Quizvraag

Wie is deze man?
A
Thorbecke
B
Schaepman
C
Kuyper
D
Troelstra

Slide 24 - Quizvraag

Bij welke partij hoort Schaepman?
A
ARP
B
Liberale Unie
C
SDAP
D
RKSP

Slide 25 - Quizvraag

Bij welke politieke stroming hoort de RKSP?

Slide 26 - Open vraag

Streefden de katholieken naar emancipatie?
A
Ja
B
Nee

Slide 27 - Quizvraag

In 1848 waren de meeste mensen in de politiek confessioneel
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Geef de vier zuilen:

Slide 29 - Open vraag

Wat is het Caoutchouc-artikel?

Slide 30 - Open vraag

Wat is een korte termijn gevolg van het caoutchouc-artikel?

Slide 31 - Open vraag

Wie is deze vrouw?
A
Aletta Jacobs
B
Willhelmina Drucker
C
Koningin Wilhelmina

Slide 32 - Quizvraag

Dat er op je gestemd mag worden is:
A
Actief kiesrecht
B
Passief kiesrecht

Slide 33 - Quizvraag

Op de afbeelding zie je:
A
Districtenstelsel
B
Evenredige vertegenwoordiging

Slide 34 - Quizvraag