U2

U2
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

U2

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present simple is:
Wat is de present simple?
A
Verleden tijd
B
Tegenwoordig tijd
C
Toekomst

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple:

Wanneer gebruik je de Present Simple?
A
Bij gewoonten, feiten en tijdschema's.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple
welke zin is present simple?
A
Lucy lives in London.
B
Lucy live in London.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple:
welke zin is present simple?
A
I walks to school.
B
He walks to school.
C

Slide 8 - Quizvraag

Present simple:
Rule Example
 Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)
als je het over het volgende hebt:
• feiten Water boils at 100 degrees.
• gewoontes I usually get up at 6.30.
• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.
• levendig beschrijving/dramatisch effect;
In 1099 William conquers England
Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S
I walk -> He walks

Present Simple
          +
          -
            ?
I, we, you, they
ww
don't  +  ww
Do...ww?
he, she, it
ww+s
doesn't+ ww
Does..ww?
I (to work) work. I don't work. Do I work?
Tom (to work) works. Tom doesn't work. Does Tom work?
Always, often, never, sometimes, every day...- een feit
kaartjes

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Past simple
Regelmatig: 
ww + ed

Onregelmatig: 
2e rijtje

Signaalwoorden:
last year, two months ago, yesterday, in 2020 etc. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple
hele werkwoord+ ed
eigen vorm (onregelmatige werkwoorden 2de rij)

NB:(-)(?)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple
          +
          -
            ?
regelmatige werkwoorden
ww+ed
didn't  +  ww
Did...ww?
onregelmatige werkwoorden
2de rij
didn't + ww
Did..ww?
I (to work) worked. I didn't work. Did I work?
I (to see) saw. I didn't see. Did I see?
Yesterday, 2  days ago, last weekend, in 2020,....-verleden ( tijd is belangrijk) een feit in het verleden
kaartjes

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

past simple of '(to) become'(onreg.ww)

A
becomed
B
became
C
becom

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een vragende zin :

He walked very quickly.
A
Did he walked very quickly?
B
Walked he very quickly?
C
Did he walk very quickly?

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

He wore a jacket.
A
Did he wear a jacket?
B
Wore he a jacket?
C
Did he wore a jacket?

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Samantha brought a cake.
A
Did Samantha brought a cake?
B
Brought Samantha a cake?
C
Did Samantha bring a cake?

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

My mother worked in a snackbar.
A
Worked my mother in a snackbar?
B
Did my mother work in a snackbar?
C
Did my mother worked in a snackbar?

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

He carried a bag.
__________ a bag?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Past Simple
Wanneer gebruik je de Past Simple?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Ik weet het niet

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Perfect
have + voltooid deelwoord
has + voltooid deelwoord

NB
I,we,they,you=have
He,she,it=has

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Perfect
regelmatige werkwoorden
onregelmatige werkwoorden
+                       I,you, we, they
have     werkwoord+ed
have + werkwoord (3de rij)
                                he, she, it
has       werkwoord+ed
has + werkwoord (3de rij)
                      I,you, we, they
have  not werkwoord+ed
have not + werkwoord (3de rij)
                          he, she, it
has not werkwoord+ed
has not + werkwoord (3de rij)
                    I,you, we, they
Have   werkwoord+ed
Have + werkwoord (3de rij)?
                              he, she, it
Has   werkwoord+ed
Has + werkwoord (3de rij)?
since, for, ever, yet, already

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Peter ............. a nice present.
A
have bought
B
have baught
C
has bought
D
has baught

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jane ......... the show already.
A
has seen
B
have seen
C
has saw
D
have saw

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

My parents ................. to France.
A
has never been
B
never has been
C
never have been
D
have never been

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

............... him a present?
A
Have she given...
B
Has she given....
C
Have she gave ...
D
Has she gave ...

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mary and Jane ....... all the cookies.
A
Has ate
B
Have ate
C
Has eaten
D
Have eaten

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Open vragen
Bij de volgende opdrachten schrijf je  het werkwoord in de Present Perfect vorm. Let ook goed op of je vragend/ontkennend moet maken!

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

My friend ..... me to go out with her (ask)

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Pete and May ..... each other yet (meet)

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

............ your homework? (you do)

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verschil present perfect en past simple
  • Bij de past simple is de actie in het verleden nu afgelopen.
  • Bij de present perfect is de actie nog bezig of is er nog een link met het verleden.
I lived in Russia 20 years ago.

I have lived in the Netherlands for 20 years already.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschil present perfect en past simple


Signaal woorden:

Present perfect: already, for, since, how long.
Past simple: last year, yesterday, in 2010, an hour ago.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Present Perfect - Past Simple

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple vs. Present Perfect
I ............in London when I was a child
A
lived
B
have lived

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple:

Wat is de regel van de past simple?
A
hele ww+ - ed
B
hele ww+-s
C
vorm van to be + hele ww+ -ing
D
have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present perfect:

Wat is de regel van de present perfect?
A
hele werkwoord + -ed. (worked)
B
hele ww+ -s
C
vorm van to be (am/are/is) + hele werkwoord + -ing
D
have/has + voltooid deelwoord (helped, found)

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple vs Present Perfect

I __________ to Croatia.
A
have never been
B
never went

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple vs. Present Perfect

I .......... (play) football since I was 10 years old.
A
played
B
have played

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past simple vs Present Perfect

She ..... (to see) that movie like 6 times. I ..... (not - to like) it at all though.
A
saw, didn't like
B
has seen, haven't liked
C
has seen, didn't like
D
saw, haven't liked

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple vs. Present Perfect

I .......... (work) at an office since I was 25 years old.
A
worked
B
have worked

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstudie Unit 2
Book:
Unit 2 les 2:  Ex.5,6,7 p.39-40
                                             Ex.19,20,21,22,23 p.46-49
Nakijken
Unit 2 les 1: online maken

Hw: Selft test Unit 2 online maken

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies