Hoofdstuk 2.2 Zuiverstofffen en mengsels MLN 2024

Hoofdstuk 2 Stoffen
Par. 2.2 Zuivere stoffen en mengsels
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2 Stoffen
Par. 2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 1 - Tekstslide

Even herhalen vorige les
Stoffen
Stofeigenschappen 
Gevarensymbolen

Slide 2 - Tekstslide

Wat is geen stofeigenschap
A
Geur
B
Kleur
C
Smaak
D
Cola

Slide 3 - Quizvraag

De limonade is roze.
Wat is de stofeigenschap?

Slide 4 - Open vraag

Wat bedoelen we met stofeigenschappen
A
Dat vertelt waar een stof van gemaakt is.
B
Eigenschap waar we een stof aan kunnen herkennen.

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent dit symbool
A
Bijtend
B
Mileu gevaarlijk
C
Giftig
D
Brandbaar

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent dit symbool
A
Ontvlambaar
B
Giftig
C
Bijtend
D
Mileu gevaarlijk

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Hoofdstuk 2 Paragraaf 2 
Zuiverestoffen en mengsels

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt het verschil aangeven tussen zuivere stoffen en mengsels
  • Je kent het verschil tussen oplossingen en suspensies
  • Je kunt beschrijven hoe je stoffen kunt scheiden door filteren

Slide 10 - Tekstslide

 Zuivere stoffen en mengsels
  • Een zuivere stof bestaat uit één soort moleculen.

  • Een mengsel bestaat uit twee of meer soorten moleculen

Slide 11 - Tekstslide

mengsel:
meerdere soorten moleculen

zuivere stof:
één soort moleculen

Slide 12 - Tekstslide

Mengsel
  • De meeste stoffen die je thuis tegenkomt, zijn mengsels.
  • Een mengsel bestaat uit meerdere stoffen.

Slide 13 - Tekstslide

Zuivere stof
  • Soms is een stof in huis een zuivere stof.
  • Voorbeelden: suiker en zout

Slide 14 - Tekstslide

Schematisch
  • Je kunt een mengsel scheiden. 
  • Je krijgt dan twee of meer zuivere stoffen.

Slide 15 - Tekstslide

Oplossing
Als een stof goed oplost in een vloeistof
De oplossing is helder

Slide 16 - Tekstslide

We kennen soorten mengsels:
  • Oplossing
  • is helder 
  • kan een kleur hebben
  • bestaat uit oplosmiddel
  • en opgeloste stof
  • Suspensie
  • is troebel 
  • is wit of gekleurd
  • bestaat uit vloeistof
  • en vaste stof
  • schudden voor gebruik

Slide 17 - Tekstslide

Suspensie
Een vaste stof die niet oplost in vloeistof
Is troebel, je kunt er niet doorheen kijken

Slide 18 - Tekstslide

Een suspensie is
A
Helder
B
Troebel

Slide 19 - Quizvraag

Filtreren:
  •  Op basis van deeltjes grootte.
  •  Grote deeltjes gaan niet door het filtreerpapier, kleine deeltjes wel.
Het RESidu is de RESt.
De vaste stof die in het filter achterblijft.

Het filtrAAT is wat door het filter gAAT.
De vloeistof die niet door het filter wordt tegengehouden.

Slide 20 - Tekstslide

Extraheren: 
  • Betekent "eruit halen".
  • Je hebt een geschikt oplosmiddel nodig.

Het oplosmiddel is hier water.
Het water "trekt" de smaak uit de droge theeblaadjes.

Slide 21 - Tekstslide

Cola is een
A
oplosmiddel
B
mengsel
C
zuivere stof
D
residu

Slide 22 - Quizvraag

Keukenzout zonder jodium is een voorbeeld van een ......
A
mengsel
B
zuivere stof
C
suspensie
D
filtraat

Slide 23 - Quizvraag

Als je zand met water mengt krijg je een ........
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie
D
filtraat

Slide 24 - Quizvraag

Sprite/7up is een heldere kleurloze frisdrank. Dit is een voorbeeld van een........
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie
D
filtraat

Slide 25 - Quizvraag

Verf is troebel en kan wit of gekleurd zijn. Verf is een voorbeeld van een.......
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie
D
filtraat

Slide 26 - Quizvraag

Als je een suspensie filtreert.........
A
dan houd je altijd een zuivere stof over
B
zijn de niet-opgeloste deeltjes het residu
C
dan is het filtraat altijd kleurloos
D
dan houd je meestal een emulsie over

Slide 27 - Quizvraag

Thee zetten is een voorbeeld van extraheren. Hierbij is water .........
A
de smaakstof
B
het filtraat
C
het oplosmiddel
D
de opgeloste stof

Slide 28 - Quizvraag

Wat is een zuivere stof
A
Water
B
Limonade

Slide 29 - Quizvraag

Hoe kun je soms meer stof oplossen?
A
Temperatuur verhogen
B
Temperatuur verlagen
C
Hard roeren
D
Schudden

Slide 30 - Quizvraag

Als een vloeistof helder is dan noem je dit een:
A
Oplossing
B
Suspensie
C
Emulsie

Slide 31 - Quizvraag

Een vaste stof die niet is oplost in een vloeistof
A
Oplossing
B
Suspensie
C
Emulsie

Slide 32 - Quizvraag

Aan het werk en huiswerk
Lezen NOVA 2.2
Maken opdracht 1 t/m 8

Slide 33 - Tekstslide