BOL 1 persoonsvorm, onderwerp & gezegde

Wat gaan we vandaag doen?
Persoonsvorm, Gezegde en Onderwerp


1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we vandaag doen?
Persoonsvorm, Gezegde en Onderwerp


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind je de persoonsvorm?
- De zin van tijd te veranderen
- Er een vraagzin van maken
- De zin van getal veranderen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
Anouk heeft een mooi cadeau.

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
Tim heeft een voetbal.

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
Dyon geeft een rode kaart.

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
Thiago en Tobias hangen aan
de rekstok.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het gezegde?
Het gezegde bestaat uit de werkwoorden in een zin.

Als er maar één werkwoord in een zin staat is de persoonsvorm het gezegde. 
Staan er meer werkwoorden in een zin dan is het gezegde persoonsvorm + de andere werkwoorden.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het gezegde?
A
De persoonsvorm
B
De persoonsvorm + laatste werkwoord
C
De persoonsvorm + alle werkwoorden
D
Alle werkwoorden

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een persoonsvorm kan ook het gezegde zijn.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het gezegde in deze zin:
Hij is een gedicht aan het schrijven
A
is
B
is aan het schrijven
C
is schrijven
D
schrijven

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het gezegde in deze zin:
Zij hebben een taart voor ons gebakken
A
hebben gebakken
B
hebben voor ons gebakken
C
gebakken
D
hebben

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerp

Het onderwerp van de zin vind je door te vragen: 
"wie/wat + gezegde"


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind je het onderwerp in een zin?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp?

Ik leer het onderwerp te vinden.
A
Ik
B
leer
C
het onderwerp
D
vinden

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp?

''Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.''
A
Ik
B
kan
C
het onderwerp
D
een zin

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp in de volgende zin?

Ik heb het onderwerp niet onderstreept.
A
het onderwerp
B
ik

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp?

''Caro legt het onderwerp uit.''
A
Caro
B
legt
C
het onderwerp
D
uit

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vragen?
Vragen?

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Die chick
wil
een relatie.

Slide 22 - Sleepvraag

3 minuten
Jorrit
wil
morgen
een appeltaart
bakken.
persoonsvorm
gezegde
onderwerp

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gisteren ben ik lang opgebleven.
Onderwerp
Persoonsvorm
Gezegde
Ik
Ben
Ben opgebleven

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het fietsje fietst ontzettend fijn!
Onderwerp
Persoonsvorm
Gezegde
Fietst
Het fietsje
Fietst

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De jurk heb ik maar thuisgelaten.
Onderwerp
Persoonsvorm
Gezegde
heb thuisgelaten
heb
De jurk

Slide 26 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies