Krachten Basis

KRACHTEN
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

KRACHTEN

Slide 1 - Tekstslide

Onderwerpen
  • Krachten herkennen
  • Krachten meten
  • Krachten tekenen
  • Hefbomen
  • Katrollen en Takels
  • Druk


Slide 2 - Tekstslide

Krachten Herkennen
Krachten kan je niet zien

Effect van krachten zijn wel te merken:

Verandering van vorm
Verandering van richting
Verandering van snelheid

Trap maar eens tegen een voetbal

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Krachten Herkennen
Soorten krachten:
  1. Spierkracht
  2. Veerkracht
  3. Spankracht
  4. Zwaartekracht
  5. Wrijvingskracht
  6. Magnetische kracht
  7. Elektrostatische kracht





Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

In een touwtrek wedstrijd heb je te maken met ...
A
Spankracht
B
Magnetische kracht
C
Veerkracht
D
Elektrische kracht

Slide 7 - Quizvraag

Dat een auto kan rijden heeft te maken met ...
A
Spankracht
B
Wrijvingskracht
C
Veerkracht
D
Zwaartekracht

Slide 8 - Quizvraag

Met volleybal sla je tegen een bal aan (smash). Wat veranderd dan aan de bal
A
De vorm
B
De snelheid
C
De richting
D
Alle drie de antwoorden zijn goed

Slide 9 - Quizvraag

Hoe kan je een plastic buis elektrisch laden?
A
Door de buis te buigen
B
Door de buis te breken
C
Door de buis te wrijven
D
Door de buis warm te maken

Slide 10 - Quizvraag

Krachten meten
Krachten kan je meten met een krachtmeter
Andere naam is unster
Tegenwoordig ook elektronische krachtmeters

De eenheid van Kracht is de N (van Newton)

Kies altijd een krachtmeter/unster waarbij de te verwachten meting in de richting en iets onder het maximum van de krachtmeter/unster ligt.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Krachten meten
Gewicht
  • Symbool voor gewicht is Fg
  • Symbool voor zwaartekracht = Fz
  • Symbool voor zwaartekrachtversnelling = g
  • Symbool voor Massa = m 
  • Fg = m x g
  • Massa is aantal kg
  • Zwaartekracht versnelling (= g)   = 10 N/kg

Slide 13 - Tekstslide

Krachten meten
Wat is het gewicht van een boek van 2 kg

Fg = m x g
m  =  2 kg
g   = 10 N/kg

Fg  = 2 kg x 10 N/kg
Fg = 20 N

Slide 14 - Tekstslide

Je gaat een kracht meten van ongeveer 4,5 N welke meter neem je dan
A
1 N
B
3 N
C
5 N
D
10 N

Slide 15 - Quizvraag

Je gaat een kracht meten van ongeveer 3 N welke meter neem je dan
A
1 N
B
3 N
C
5 N
D
10 N

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het gewicht van iemand met een massa van 112 kg
A
112 N
B
1120 N
C
11.2 N
D
11200 N

Slide 17 - Quizvraag

Krachten tekenen
Een kracht kan je tekenen als een pijl 
Een krachten pijl wordt ook een  vector genoemd
3 kenmerken:

Beginpunt (aangrijpingspunt)
Richting
Grootte (krachtenschaal)

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Krachten tekenen
Krachten schaal   1 cm = 40 N
vector van 5 cm geeft dus een kracht van 5 x 40 = 200 N weer
Vector van 360 N wordt weergegeven door een pijl van 360:40 = 9 cm


Slide 20 - Tekstslide

Krachten tekenen
Zwaartekracht werkt op ophanging 
Zwaartekracht op ondersteuning

Krachten kan je samenstellen

kop staart methode

Wat overblijft (gerekend vanaf het aangrijpingspunt) is de resultante of nettokracht


Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Krachten tekenen

Slide 23 - Tekstslide

Een kracht van 200 N naar links en vanuit het zelfde punt een kracht van 201 N naar rechts geeft een resultante van
A
401 N naar links
B
401 N naar rechts
C
1 N naar links
D
1 N naar rechts

Slide 24 - Quizvraag

Hefbomen
Hefboom is een middel om krachten te vergroten of te verkleinen

Breekijzer
Pedalen
Klink van een deur
Steekwagen
Kruiwagen
Pincet

Slide 25 - Tekstslide

Hefbomen
Krachtvergroting:

Lange arm  :  Korte arm
Voorbeeld breekijzer 
Lange arm van 80 cm 
Korte arm van 4 cm

Krachtvergroting = 80 : 4 = 20 x

Slide 26 - Tekstslide

Hefbomen
Bij hefbomen spreek je over moment

Moment M = Kracht (F) x afstand tot aan draaipunt (m)
Moment links = Moment rechts 
Fl x ll = Fr x lr

Evenwicht is bereikt

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Link

Momentsleutel

Slide 29 - Tekstslide

Katrollen en Takels
Katrollen veranderen 
de richting van een 
kracht

Slide 30 - Tekstslide

Katrollen en Takels
Takels veranderen 
de richting van een 
kracht en de hoeveelheid benodigde kracht.

Let op de hoeveelheid kabel neem dan ook toe

Slide 31 - Tekstslide

Druk
Een punaise in een muur drukken gaat makkelijker dan een staafje koper.

Terwijl je dezelfde kracht gebruikt

Dat komt dat je de kracht op de punt (= kleiner oppervlakte) concentreerd


Slide 32 - Tekstslide

Druk
Druk is de kracht per oppervlakte.
druk met een kracht van 10 N

Druk = kracht : oppervlakte
druk = 10 : 0,65      = 15       N/cm2
druk = 10 : 0,00021= 47691 N/cm2


Slide 33 - Tekstslide

Druk
  • Dus kleiner oppervlakte met zelfde kracht geeft grotere druk
  • Daarom hebben tractoren brede banden
  • Daarom hebben mountainbikes brede banden en racefietsen smalle
  • Daarom kan je beter sneeuwschoenen gebruiken als je op sneeuw loopt (die tennisracket modellen.
  • Als iemand door het ijs is gezakt kan je beter plat op jhet ijs gaan liggen om hem/haar eruit te halen

Slide 34 - Tekstslide

Veel info
Deze lesson-up is ook beschikbaar om nog eens te bekijken

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide