Rekenen afronden

Herhaling: afronden

cijfers 0 1 2 3 4: naar beneden afronden. Er gebeurt niets met het cijfer dat je laat staan. 

Bijvoorbeeld: 21 afronden op tientallen. 
21 wordt 20. 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenISKPraktijkonderwijs

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling: afronden

cijfers 0 1 2 3 4: naar beneden afronden. Er gebeurt niets met het cijfer dat je laat staan. 

Bijvoorbeeld: 21 afronden op tientallen. 
21 wordt 20. 

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling: afronden

Afronden op tientallen: 
84 wordt 80.
144 wordt 140.
5.672 wordt 5.670. 

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling: afronden

Afronden op hondertallen: 
844 wordt 800.
1.442 wordt 1400.
56.723 wordt 56700. 

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling: afronden

Afronden op duizendtallen: 
6.241 wordt 6000
70.193 wordt 70.000
941.305 wordt 941.000

Slide 4 - Tekstslide

Rond 93 af op een tiental.

Slide 5 - Open vraag

Rond 424 af op een tiental.

Slide 6 - Open vraag

Rond 7368 af op een duizendtal.

Slide 7 - Open vraag

Herhaling: afronden
cijfer 5 6 7 8 9: naar boven afronden. Het cijfer dat je laat staan wordt 1 meer. 

Slide 8 - Tekstslide

Herhaling: afronden
56 afronden op tientallen wordt 60
839 afronden op tientallen wordt 840
773 afronden op hondertallen wordt 800
9.525.723 afronden op duizendtallen wordt 9.526.000


Slide 9 - Tekstslide

Rond 66 af op tientallen.
A
60
B
65
C
70
D
66

Slide 10 - Quizvraag

Rond 99 af op tientallen.
A
100
B
90
C
99
D
95

Slide 11 - Quizvraag

Rond 675 af op tientallen.
A
600
B
680
C
670
D
700

Slide 12 - Quizvraag

Rond 222 af op hondertallen.
A
200
B
220
C
300
D
222

Slide 13 - Quizvraag

Rond 1.015 af op hondertallen.
A
1.000
B
1.100
C
1.015
D
1.020

Slide 14 - Quizvraag

Rond 1.098.215 af op duizendtallen.
A
1.099.000
B
1.098.000
C
1.100.000
D
1.098.200

Slide 15 - Quizvraag