LJ1 Fictie-opdracht 4 1BK les 2

  • Goedemorgen, ga op je vaste plek zitten
  • Ga rustig zitten en luister terwijl ik voorlees
  • Etui en laptop op tafel
Fictieopdracht 4
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 35 min

Onderdelen in deze les

  • Goedemorgen, ga op je vaste plek zitten
  • Ga rustig zitten en luister terwijl ik voorlees
  • Etui en laptop op tafel
Fictieopdracht 4

Slide 1 - Tekstslide

  • Voorlezen
  • Samen tekst Kracht lezen
  • Werken aan je fictietaak 4 een dagboekbladzijde
Fictieopdracht 4
Vandaag

Slide 2 - Tekstslide

Fictietaak 4 – Dagboekbladzijde - de opdracht
Je werkt in de klas aan de opdracht.
De opdracht moet maandag 8 april af zijn.
Je maakt de opdracht online (Word).
150 - 250 woorden 
Versier je bladzijde met tekeningen of fotootjes
Je krijgt de opdracht ook op papier.

Slide 3 - Tekstslide

Fictietaak 4 – Dagboekbladzijde - de opdracht
Beginzinnen

Hoi dagboek,

Wat mij vandaag is overkomen. Echt bizar.....

of

Vandaag is het eindelijk gelukt. Ik keek er al lang naar uit.......

of

Ik heb eindelijk tijd om te schrijven. De afgelopen dagen waren echt zo stressie...

Slide 4 - Tekstslide

Fictietaak 4 – Dagboekbladzijde - de opdracht
  • In je verhaal schrijf je:
    - Wat er gebeurd/wat is er aan de hand (b.v. ruzie met je zus/broer,
       verliefd op de beste vriend van je broer, je hebt je ingeschreven voor
       een gevaarlijke sport, je gaat een weekend weg met alleen je vriend(inn)en 
       enz.)
    - Hoe jij je daarbij voelt (b.v.  zenuwachtig, verliefd, boos, gespannen enz)
       en wat je gedachte(n) zijn (ik heb er zóóóó zin in, oh als ze er maar niet
       achterkomen, hoe los ik dit op enz.
    )

  • Je verhaal bestaat uit ongeveer 150 tot 250 woorden
  • Maak een echte dagboekbladzijde (versier het, maak tekeningetjes,
     plak fotootjes enz.).... maar werk netjes!













Slide 5 - Tekstslide

Fictieopdracht 4

Er bestaan een heleboel boeken die in dagboekvorm zijn geschreven:

- Dagboek van een Muts
- Het leven van een loser
- Het Achterhuis (Dagboek van Anne Frank)
- Het geheime dagboek van Adrian Mole 13 3/4 jaar
- Dagboek van een Noob - Superkrijger (Minecraft)













Slide 6 - Tekstslide

Leuke dingen die je meemaakt:

  • Feestjes, vakanties, weekendje weg, pretpark, logeren, verjaardag, kampioenschap, geheimpjes, overwinning, trouwerij, geheimpjes, kamp, vrienden, vriendinnen,.........................
Waarover schrijft iemand allemaal in een dagboek?

Slide 7 - Tekstslide

Vervelende dingen die je meemaakt:

  • pesten, slechte cijfers op school, ziekte, ziekenhuis,
     ruzies, niet begrepen worden, verhuizen, overlijden,
     wedstrijd verliezen, dier weg moeten doen, overlijden,
      ...........................
Waarover schrijft iemand allemaal in een dagboek?

Slide 8 - Tekstslide

  • hoe iemand zich voelt (boos, blij, gelukkig, ongelukkig, verdrietig, .............)

  • wat je gedachten zijn (oh ik ben zo blij (positief), ik baal hier zo verschikkelijk van (negatief), ik ga hem te pakken nemen (negatief),  de volgende keer gaat het echt beter (positief)..............
Wat schrijft iemand allemaal in een dagboek?

Slide 9 - Tekstslide

  • In de ik-vorm
  • Het is ook allemaal privé.
     Soms geven mensen hun dagboek een naam.
     (lief dagboek, beste Sam, Hoi Bestie............)

  • hoe iemand zich voelt
     (boos, blij, gelukkig, ongelukkig, verdrietig,
     teleurgesteld, hyper, .............)
Hoe schrijft iemand in een dagboek?

Slide 10 - Tekstslide

  • Om je 'hoofd' leeg te maken
  • Om iets te delen met iemand die geen mening heeft,
     en die alleen maar 'luistert'. 
  • Om iets later terug te kunnen lezen
Waarom schrijft iemand in een dagboek?

Slide 11 - Tekstslide

  • elke dag 
  • één keer per week
  • wanneer er iets bijzonders is gebeurd.
Hoe vaak schrijft iemand in een dagboek?

Slide 12 - Tekstslide

  • Je krijgt een werkblad met 8 vragen.
  • Lees de 8 vragen, en vul ze in.
  • Heb je een vraag steek dan je vinger op.
Opdracht: invullen werkblad dagboekbladzijde

Slide 13 - Tekstslide

Fictietaak 4 – Dagboekbladzijde - de opdracht
  • Je gaat van één dag een dagboekbladzijde schrijven. 
  • Bijvoorbeeld over een dag die je nooit meer gaat vergeten. 
  • Je mag kiezen of je het echt gebeurd (non-fictie) is,
     of dat je het verzonnen (fictie) hebt.
  • Je schrijft vanuit de ik-vorm
  • Je dagboekbladzijde is tussen de 150 en 250 woorden













Slide 14 - Tekstslide

Fictie-opdrachten
Fictietaak 3 – Dagboekbladzijde

- Dagboeken zijn altijd vanuit de ik-vorm geschreven. 
- Je beleeft dus zijn of haar gebeurtenissen,
   maar je leest ook de geheimen, gedachtes en gevoelens 


 


















Slide 15 - Tekstslide

Fictietaak 3 – Dagboekbladzijde - de opdracht
  • In je verhaal schrijf je:
    - Wat er gebeurd/wat is er aan de hand (b.v. ruzie met je zus/broer,
       verliefd op de beste vriend van je broer, je hebt je ingeschreven voor
       een gevaarlijke sport, je gaat een weekend weg met alleen je vriend(inn)en 
       enz.)
    - Hoe jij je daarbij voelt (b.v.  zenuwachtig, verliefd, boos, gespannen enz)
       en wat je gedachte(n) zijn (ik heb er zóóóó zin in, oh als ze er maar niet
       achterkomen, hoe los ik dit op enz.
    )

  • Je verhaal bestaat uit ongeveer 200 tot 350 woorden
  • Maak een echte dagboekbladzijde (versier het, maak tekeningetjes,
     plak fotootjes enz.).... maar werk netjes!
  • En oh ja........ alleen de docent krijgt het te lezen.













Slide 16 - Tekstslide

Fictietaak 3 – Dagboekbladzijde - de opdracht
Je werkt in de klas aan de opdracht.
De opdracht moet donderdag (28 maart) af zijn.
Je mag de opdracht op papier maken of online (Word).

Slide 17 - Tekstslide

Fictietaak 3 – Dagboekbladzijde - de opdracht
Beginzinnen

Hoi dagboek,

Wat mij vandaag is overkomen. Echt bizar.....

of

Vandaag is het eindelijk gelukt. Ik keek er al lang naar uit.......

of

Ik heb eindelijk tijd om te schrijven. De afgelopen dagen waren echt zo stressie...

Slide 18 - Tekstslide

Beeldend praten en schrijven doet iedereen, en wel vaker dan je denkt.
5.2 Gedicht
Leertekst: Beeldspraak 

Slide 19 - Tekstslide

  • Doe dat op een A3-vel papier. 
  • Kies een voorbeeld van een beeldspraak.
  • Zoek op / of vraag wat het betekent, verwerk dit in je gedicht
  • Maak een gedicht van 4 regels (het hoeft niet te rijmen)
  • Maak een tekening waarin je beeldspraak duidelijk wordt
  • Gebruik het hele vel. Je kunt ook kleuren gebruiken.
  • Werk netjes.
  • Zet je naam op de achterkant van het vel.
  • Het met lukken om aan het einde van de les een beeldspraak gedicht te
     hebben.


5.2 Gedicht
Opdracht: Verwerk beeldspraak in een kort gedicht

Slide 20 - Tekstslide

Ik sta op ontploffen
Ik ben woest
Ik ben boos
Ik kook van woede
5.2 Gedicht
Opdracht: Verwerk beeldspraak in een kort gedicht

Slide 21 - Tekstslide

Een meisje zo licht en mooi van kleur
alleen haar haren zijn
donker en zwart.
Als de raven in het woud
Echt ravenzwart
5.2 Gedicht
Opdracht: Verwerk beeldspraak in een kort gedicht

Slide 22 - Tekstslide

Ik sta op ontploffen
Ik ben woest
Ik ben boos
Ik kook van woede
5.2 Gedicht
Opdracht: Verwerk beeldspraak in een kort gedicht

Slide 23 - Tekstslide